Ambassadeur van de poëzie
Peter Verstegens West-Europese poëzie in 100 gedichten
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren De West-Europese poëzie in honderd gedichten Vertaald en van commentaar voorzien door Peter Verstegen Uitgever Bert Bakker, 411 p., f 39,90
Ed Leeflang
De eenwording van de EG-landen is het gesprek van de dag, maar Frans en Duits blijven voor menige scholier van het voortgezet onderwijs onbekende talen. Italiaans en Spaans zitten vrijwel nergens in het studiepakket van havo en atheneum; aan poëzie wordt op die scholen bitter weinig of niets gedaan. Ideale omstandigheden voor de verschijning van een forse bundel vertaalde buitenlandse gedichten. Ze komen uit de vijf belangrijkste Westeuropese taalgebieden. Met zo'n uitgave blijft de kans bestaan dat een Nederlander nog eens kennis maakt met Rilke, Baudelaire, Shelley, Petrarca of Jimenez, zal men bij het Prins Bernhard Fonds hebben gedacht. Het kwam over de brug met een subsidie.
Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren/De Westeuropese poëzie in honderd gedichten is een prestigieuze onderneming van Peter Verstegen, vertaler van uiteenlopende dichters, universitair vertaaldocent en redacteur van De Tweede Ronde, het tijdschrift dat zoveel poëzievertalingen publiceert.
Er is heel wat dat voor deze toegankelijke bloemlezing inneemt. Oorspronkelijke en vertaalde teksten staan naast elkaar. Verstegen koos aansprekende gedichten en presenteert een aantal hoogtepunten uit de Europese lyriek - met Dante als vroegste dichter - maar zorgt ook voor afwisseling. Relatief veel Shakespeare, Heine en Verlaine, maar toch ook iets van Hardy, Ingeborg Bachmann, Marie Nizet. Ruiterlijk erkent de vertaler zijn te beperkte vertrouwdheid met de poëzie van Italië en Spanje; de recensent wil daarin niet voor hem onderdoen.
Het commentaar achterin - meer dan honderd bladzijden - is onderhoudend en leerzaam, literatuurgeschiedenis van de plezierige soort. Je vindt er biografische schetsen, verlevendigd door anekdoten. Verstegen geeft informatie over de gedichten en staat dikwijls uitvoerig stil bij de moeilijkheden die zich tijdens het werk voordeden. Een vertaler die zich vrijmoedig in de kaart laat kijken, dat heeft iets ontwapenends.
Wat die vertaalproblemen betreft, het is al meteen flink raak bij Wanderers Nachtlied (2), het befaamde gedicht van Goethe, waarmee de bloemlezing opent. De titel wordt niet vertaald vanwege het onoverkomelijke Wanderer. De woorden wandelaar, trekker en zwerver voldoen in dit geval geen van alle. Verstegen is zich ervan bewust dat de vertaling van het gedicht ver achterblijft bij het origineel. ‘Het verschil moet te maken hebben met de vorm,’ merkt hij wat vrijblijvend op. Omdat ik denk dat het ook te maken heeft met de instelling van de vertaler, kan het geen kwaad origineel en vertaling van dit in het Duits zo wonderbaarlijk geslaagde gedicht op een paar punten te vergelijken.
Goethe
Baudelaire
Verlaine
Leopardi
Über allen gipfeln
Die Vögelein schweigen im Walde.
Over 't gebergte
De vogels zijn stil in het woud.
Nu kun je, zoals Verstegen doet, allerlei argumenten aanvoeren om woordkeus en redactie van de vertaling te rechtvaardigen, het neemt niet weg dat van een verstild en intens vers een vooral veel te onrustig tekstje is overgebleven. Ik maak me sterk dat het beter had gekund, als er meer aandacht was geweest voor wat ik dan maar de trage hartslag van dit gedicht noem. Über allen Gipfeln / Ist Ruh is met zijn lome slotaccent een vooral serene volzin. Wie denkt die te kunnen weergeven met het hortende Rust ligt over / 't Gebergte, in 't... verspeelt het gedicht onherroepelijk. Ook de drie eindregels van de vertaling doen door hun drukte en wijdlopigheid geen recht aan de superieure eenvoud van Goethes slotregels. Ik zou hier niet zo pietepeuteren, als het niet ging om iets principieels. Wanneer de diepte van de rust, die onmisbaar is voor dit vers, niet bewaard kan blijven, wat of wie is dan gediend met zo'n vertaling? Het lijkt me geen schande te bekennen dat sommige gedichten door een specifieke combinatie van ritme, rijmposities en klankkleur zulke enorme moeilijkheden opleveren, dat ze gedoemd zijn te overlijden aan vernederlandsing.
Wat voor stemming zo zwart
Neemt bezit van mijn hart?
Een binnenlands gedicht dat zo begint, zou bij geen enkel literair tijdschrift dat zichzelf respecteert een kansje maken. Toch hebben we hier te doen met welhaast legendarische regels uit de Europese lyriek:
Comme il pleut sur la ville;
Quelle est cette langueur
Dat in de eerste regel van de vertaling het binnenrijm sneuvelt, wekt geen verbazing. Het Nederlands kan vrijwel zeker de middelen niet leveren het te behouden. Maar de beschadiging is direct al groot en het ongenoegen daarover blijft doorzeuren. In de tweede regel vergaat het noch de betekenis noch het ritme al te best. In regel drie hindert de noodsprong ‘zo zwart’. Niemand die geen Frans kent, zal zich op grond van Het huilt in mijn hart kunnen indenken dat onze Tachtigers Verlaine als een geëerde grootmeester ontvingen. Dat hoeft ook niet, zou je kunnen tegenwerpen, van belang is alleen dat je een idee krijgt van zo'n gerenommeerd gedicht. Maar dat is het hem nou juist, dat idee krijg je niet; van wat dat vers zo bijzonder maakt, gaat namelijk te veel verloren. Niet vertalen dus? Toegegeven, een penibele kwestie. Het verlangen om die lyrische hoogtepunten op te nemen is natuurlijk begrijpelijk.
Misschien zou een wat radicalere houding tegenover het origineel soms beter zijn. In bepaalde gevallen is een onkunstige, getrouwe weergave te verkiezen boven de krampachtige poging tot elke prijs aan de formele kenmerken van een grondtekst vast te houden. Die beslissing zal per gedicht moeten worden genomen. Bij te veel schade het hoofd maar in de schoot leggen. Niet te versmaden is verder die gedachte van Machado, door Verstegen zelf geciteerd:
Kies liever het povere rijm
Als het vers geen inhoud heeft
biedt het rijm ook geen garantie.
Tot bezwaren prikkelt Baudelaires Uitnodiging tot de reis (l'Invitation au voyage), dat door ritmische subtiliteiten en het nadrukkelijke rijmschema alweer zo'n doodgevaarlijk vertaalobject is. Daarentegen moet je grote bewondering hebben voor wat Verstegen maakt van l'Albatros van dezelfde dichter. De vertaling is soepel en meesterlijk van zinsbouw; een voorbeeldige natuurlijkheid is het resultaat.
Dat bij een minder heilig respect voor het rijm zeer overtuigende teksten mogelijk zijn, bewijst Verstegen bijvoorbeeld met Leopardi's Tot zichzelf (A se stesso). Diens l'Infinito (Oneindigheid) en Alla luna (Tot de maan) leveren ook evenwichtige, sfeervolle vertalingen op, die gemakkelijk een vergelijking doorstaan met de versies die P.N. van Eyck ooit vervaardigde.
Een gelukkige hand heeft Verstegen met de Rilke-gedichten en voor zover ik kan beoordelen zijn de vertalingen uit het Spaans doorgaans doeltreffend. Zo wordt het indringende Perfección van Jorge Guillén ook in het Nederlands een sterk gedicht. Overigens, de verantwoording van de gekozen oplossingen en de bezinning op de grammaticale dubbelzinnigheid in dit vers, maken duidelijk hoe vreselijk glad het ijs soms is.
Volmaaktheid
Gekromd staat het firmament
Compact blauw over de dag.
Twaalf uur in de middag, moment
Alles is koepel. Als spil
Rust de roos die zelf niets wil.
Ze beheerst een zon op 't heetst.
En het heden is zo sterk zichzelf
Dat de voet al gaand iets beseft
Van de gaafheid van de planeet.
Bij aanbod van honderd gedichten doet men een vertaler in een bespreking algauw onrecht. Hoeveel gelukkige vondsten blijven onvermeld. Hopelijk hebben de bedenkingen intussen geen misverstand veroorzaakt. Ze staan een groot respect voor de inzet waarvan deze bloemlezing getuigt, niet in de weg. We hebben er een waardevolle introductie tot de Europese dichtkunst bij. En er valt niet aan te twijfelen, dit werk is volbracht - want zo mag je dat wel noemen - door een onvermoeibare en toegewijde ambassadeur van De Poëzie.
■