Poesjkin
Vervolg van pagina 3
lezenswaardige studie Poesjkin en Onegin uitvoerig uit de doeken doet, negen jaar aan zijn roman in verzen gewerkt, van 1823 tot 1832, ofwel van zijn vierentwintigste tot zijn drieendertigste. De lengte van deze periode heeft echter absoluut geen negatieve sporen in het werk nagelaten. Het lange gedicht (370 strofen van veertien regels, verdeeld over acht hoofdstukken, plus twee brieven op rijm van samen circa 140 regels) is van het begin tot het einde van een sprankelende frisheid en heeft een zeer fijnzinnige opbouw waarbij bepaalde thema's, in steeds gewijzigde vorm, herhaaldelijk terugkeren (Timmer spreekt in dit verband toepasselijk van thematische ‘echo's’).
Het stemt tot grote tevredenheid dat er in ons land nu eindelijk een volwaardige vertaling van Jevgeni Onegin beschikbaar is, zodat iedereen er zich van kan overtuigen dat het werkelijk een geniaal werk is. Op Jonkers vertaling is natuurlijk wel wat aan te merken, maar als geheel is het een briljante prestatie. Eén klein minpunt wil ik noemen, het nogal frequente gebruik van rijmparen als achteruit en / buiten, gekomen/ in toom en, trilden / verstild en. Dit soort rijm is een tijdlang populair geweest in de poëzie van De Tweede Ronde, een tijdschrift waarin Jonker fragmenten van zijn Onegin voorpubliceerde, maar leidt lang niet altijd tot een geslaagd effect. Een uitglijder zijn de volgende regels:
't Gaat al wat vriezen: rijp ligt broos en
als zilver op het veld. (Nu wacht
de lezer op het rijmwoord ‘rozen’;
ziehier! dat had ik óók bedacht!)
Het parodistische effect van het banale Russische clichérijm morozy / rozy gaat in de Nederlandse vertaling geheel verloren: na ‘broos en’ verwacht de lezer helemaal geen rozen.
Er is één persoon in Nederland die de verschijning van Jonkers vertaling op zijn minst met enige gemengde gevoelens zal begroeten. Dat is een zekere L. van Stekelenburg, net als Jonker geen slavist, maar een natuurkundige. Ook hij heeft een volledige vertaling van Jevgeni Onegin gemaakt, maar Van Oorschot was reeds met Jonker/Timmer in zee gegaan. Uit het bulletin Slavische berichten, waarin een gedeelte van Van Stekelenburgs vertaling is verschenen, citeer ik dezelfde strofe die ik ook uit de vertalingen van Catz en Jonker heb gelicht, strofe elf uit het eerste hoofdstuk.
De taal van de perfect geklede
Wekt bij de onschuld vaak een blos:
Hij kiest zijn woord niet zonder reden,
Want vaak slaat het de remmen los,
En moet de hartstocht dan nog rijpen,
Hij wacht, tot hij zijn kans kan grijpen,
In zelfverzekerdheid en rust
Op het ontwaken van de lust.
Hij smeekt of eist en Joost weet hoe,
Hij hoort het aan haar hartebons
Dat zij bereid is tot respons:
Dan zorgt hij voor een rendez-vous,
Een plekje waar men ongestoord
Gestalte geeft aan Naso's woord.
Van Stekelenburg is aanzienlijk vrijer dan Jonker, maar daarmee nog niet minder. De fraaie scabreuze connotatie in de laatste regel (niet in de Russische tekst!) zou Poesjkin zelf ongetwijfeld veel genoegen hebben gedaan. Er bestaan, geloof ik, wel vijftien vertalingen in het Nederlands en Dantes Divina Commedia; dan zou er toch ook ruimte moeten zijn voor nog een Jevgeni Onegin.
■