Tijdschrift
Het dubbelnummer van Bzzlletin (170/171, nov./dec. 1989 f 15, -) over Gerard Reve is goed gepland. Een aantal stukken is dan ook gewijd aan de verfilming van De avonden. Michel Boll interviewde regisseur Rudolf van den Berg, die er terecht de nadruk op legt dat het er hem in de eerste plaats om ging een goede film te maken: ‘Mijn film, een film die iets toont van mijn preoccupaties.’ Van den Bergs houding ten opzichte van Reves debuut is tamelijk afstandelijk. De regisseur werd niet gehinderd door sentimentele herinneringen aan bepaalde passages uit het boek, die dus beslist in de film moesten terugkeren. Bepaalde personages smolt hij samen en hij voegde nieuwe situaties toe. Hineininterpretierend kreeg Frits van Egters meer dan latente homoseksuele gevoelens toegedicht van Van den Berg. Wat in de roman impliciet is, moet je in de film laten zien, is zijn adagium. G.F.H. Raat zet zich aan de ondankbare taak boek en filmscript met elkaar te vergelijken. Hij let daarbij op allerlei details die eigenlijk niet zo interessant zijn. Het tijdsverloop verschilt bij boek en film, personages zijn geëlimineerd in de film, et cetera. De dialogen zijn vaak letterlijk overgenomen. Hoofdrolspeler Thom Hoffman waagt zich in Bzzlletin op het gladde ijs van de schrijverij. Het onbeholpen begin van zijn ‘Brief aan Frits van Egters’ zet de toon voor zijn bijdrage. ‘Ik ben geen schrijver, dat weet ik ook wel. Tijdens de repetities en de opnamen van De avonden hield ik een dagboek in briefvorm bij, dat ik slechts na lang aandringen van anderen aan de openbaarheid durf prijs te geven.’ Hij beroept zich al direct op zijn ‘boerenlulleverstand’, maar laat verderop zien dat hij toch niet echt van de straat is, want hij leest Reves boeken al vanaf zijn veertiende. Hoffman legt uit waarom Reves werk hem zo aanspreekt en
lijdt daarbij aan het bekende euvel van de identificatie met de bewonderde auteur. Zijn geliefde krijgt een Reviaanse koosnaam ‘zacht liefdesbeest’, maar verder lukt zijn poging tot imitatio van Reves proza minder goed. Jos Radstake excerpeert een speciaal aan De avonden gewijd nummer van het literaire tijdschrift Podium uit 1948. In verschillende bijdragen wordt De avonden met W.F. Hermans' debuut Conserve vergeleken. Reve zou de ‘Hollandse echo van het existentialisme’ belichamen en wordt ‘een Sartre met een hazehart op Hollandse klompen’ genoemd. Aan De ondergang van de familie Boslowits van Reve is nooit zoveel aandacht besteed. Jos Nijhof toont overtuigend aan dat deze novelle op alle fronten voldoet aan de wetten van het klassieke toneel. Hij vergelijkt de in het boeken gepresenteerde werkelijkheid met de historische feiten uit Pressers Ondergang. Authenticiteit is trouwens een van de voorwaarden van het klassieke drama. Verleidelijk is de bijdrage van Arie Sturm, die allerlei intertekstuele trekjes vindt in Reves werk. De overeenkomsten tussen Reves hoofdpersonen en de figuren die A.A. Milne de wereld van Winnie the Pooh liet bevolken, is soms frappant en soms toch wel wat ver gezocht. Maar leuk bedacht is het allemaal wel. Verder komen Reves brievenboeken nog aan de orde en zijn poezie. De mooiste aanbeveling van het werk van de grote volksschrijver geeft Margreet Dolman, die hem de Mens & Gevoelensprijs 1989 toekende met de woorden: ‘Ik meen ook te weten dat veel mensen begrip en troost uit hem putten. Als hij, Gerard Reve, elke dag een minuut of vijf het Nederlandse volk via de televisie mocht toespreken, zou het aantal gevallen van zelfdoding sterk afnemen, daar ben ik van overtuigd.’ En speciaal voor Reve dichtte zij:
voel dat niet als een gemis,
EVA COSSEE