Babar of: leve het geluk
Een boek over de olifant der olifanten en zijn vaders
The art of Babar The Work of Jean and Laurent de Brunhoff door Nicholas Fox Weber Uitgever Harry N. Abrams, New York, 191 p., f99,- Importeur: Harry N. Abrams, Aerdenhout
Carel Peeters
Aan het slot van Koning Babar, het derde boek van Jean de Brunhoff over de olifant der olifanten, zien we een opgetogen processie van inwoners van Celestestad met voorop Zefier, het aapje der aapjes. Hij stapt als een tambour maître voort en houdt daarbij een vlag in de lucht. Ik denk dat niemand de tekst op de vlag heeft kunnen lezen zonder verbaasd en verrast te zijn. Hij luidt: ‘Leve het geluk’.
Je zou denken dat achter een toch wel fantastisch te noemen uitroep als ‘Leve het geluk’ altijd een uitroepteken hoort, precies als bij ‘Houdt de dief!’ Hier is hij afwezig. Ik heb me afgevraagd waarom. Wat kan de reden zijn? Ik heb bedacht dat het komt door deze uitroep zelf. Wie het aandurft een boek te eindigen met ‘Leve het geluk’ moet in een ander land wonen met zijn hoofd. Wat Zefier draagt is geen vlag, maar een toorts: een brandend verlangen dat opkomt voor het geluk, omdat het zo moeilijk te vinden is. Een uitroepteken zou het tot een leus maken, nu is het een verwijzing naar wat we zojuist gelezen hebben: u weet wel het geluk dat wij zojuist hebben ingesteld met de bouw en creatie van de stad waarvan Babar koning is, Celestestad, genoemd naar zijn beminde vrouw. Doe zoals wij en u zult ook het geluk deelachtig worden, dat staat er.
Het is misschien wel eens eerder opgemerkt, maar ik doe het nog maar eens: Celestestad is een utopische stad. Na de terugkomst van Babar en Celeste van hun avontuurlijke huwelijksreis is hij van de grond af opgebouwd door de olifanten zelf, slechts bijgestaan door de Oude Dame die voor de werkers in het veld grammofoonplaatjes draaide. De kinderen gaan naar school (met de Oude Dame als juf), de taken voor de ouderen worden verdeeld in de grootste harmonie. Er is geen wanklank te horen, behalve dat het lot soms van zich doet spreken als de oude Cornelius zijn eigen huis per ongeluk in brand steekt. Het is dus niet alleen een ideaal echtpaar/gezin wat hier wordt getoond (dat van Babar), het ideaal strekt zich uit tot een gemeenschap. Wat in Koning Babar heerst is de warmste der warmste deugden, versterkt door de tekeningen die je rillingen van genot bezorgen omdat ze je ontwapenen door hun aandoenlijkheid. Een logge, lichtvoetig getekende aandoenlijkheid van tot olifanten omgebouwde, elkaar alleen maar goedgezinde, mensen. Je zou er niet meer dan dit over willen zeggen: die De Brunhoff had het te pakken: dat wat je te pakken moet hebben om voor de duur van het voorlezen van een boek een allesomvattend en alleszeggend genotzuchtig geslurp van kleine snotterende, op slurfjes lijkende, neusjes op je schoot teweeg te brengen.
Het maakt verschil of je de grimmige sprookjes van Grimm als eerste voorgelezen hebt gekregen of de verhalen over Babar. Wie met Babar is groot gebracht houdt wellicht zijn hele leven het gevoel dat hij iets kwijt is. Er is iets zoek. Zulke mensen zijn ook echt regelmatig iets kwijt. Dan kunnen ze het hele huis overhoop halen om het te zoeken - een razende activiteit die het zoeken naar dat weggeraakte Babargeluk vervangt. Wanneer zulke mensen oog in oog komen te staan met een zo monumentaal boek als The Art of Babar, The Work of Jean and Laurent de Brunhoff dan zijn ze verkocht, dan is het geld om het te kopen al uit hun zak voor ze er erg in hebben. Hier immers moeten ze nog meer van hetzelfde in kunnen vinden. En dat is ook zo, ook al is het geen érg goed boek.
Babar en Celeste presenteren in hun kinderen Pom, Floor en Alexander. Uit ‘Babar thuis’
Jean de Brunhoff, 1924
Laurent de Brunhoff, 1982
Jean de Brunhoff, de man die de vijf bekendste Babarboeken en een Babar ABC schreef en tekende, werd maar negenendertig jaar: hij stierf in 1938. Zijn zoon Laurent was toen twaalf, en hij zou in 1946 het werk van zijn vader voortzetten. Van het werk van Laurent is in Nederland niets in vertaling doorgedrongen, terwijl het werk van zijn vader al vroeg is vertaald (en in zwart/wit uitgegeven). Het is nog maar kort geleden dat Querido de vijf boeken verkleind, maar in de volle glorie van hun oorspronkelijke kleuren, heeft uitgegeven en nu permanent in druk heeft.
Het boek van Nicholas Fox Weber beschrijft de geschiedenis van het ontstaan van Babar, luisterrijk geïllustreerd met de oorspronkelijke schetsen, tekeningen en foto's van De Brunhoff en zijn gezin. De plaatjes in dit boek doen het hem: klein, groot, héél groot (over twee pagina's) en alles in kleur. De aandoenlijkheids-quotiënt van Babar en zijn aanhang is al groot, maar door zo'n gevarieerde hoeveelheid raakt het eind zoek, en moet je het over een andere categorie gaan hebben: zijn ontwapenend vermogen. Er bestaat niet veel mooiers dan vijftien tekeningen van Babar-scènes op postzegelformaat op één pagina zodat je ook nog goed moet kijken om te weten wat zich precies afspeelt.
Jean de Brunhoff was oorspronkelijk een niet erg succesvolle Parijse schilder die door zijn vader en de bemiddelde familie van zijn vrouw geholpen moest worden om zijn gezin niets te kort te laten komen. De van hem afgedrukte schilderijen zijn charmant, maar allerminst van een groot talent, duidelijk beïnvloed door Raoul Dufy. De sfeer van De Brunhoffs jeugd werd bepaald door zijn vriendschap met Mio Sabouraud en zijn gecultiveerde familie; met diens zuster Cécile zal hij in 1924 trouwen. Die sfeer rond de beide families was zwanger van Proust en zijn in die tijd verschijnende À la recherche du temps perdu, een permanent gespreksonderwerp. De Brunhoffs vader was twintig jaar de uitgever van het maandblad Comoedia illustré, produceerde de programma's voor het Russisch Ballet van Diaghilev en gaf boeken uit met het werk van Léon Bakst. De families waren zowel modem als traditioneel, namen deel aan het echte leven en trokken zich op gepaste tijd terug op hun buitenhuis.