Maffiadood
Sciascia voelde zich echter vooral betrokken bij de Siciliaanse maatschappelijke werkelijkheid en is dan ook zijn hele leven een hinderlijk volger van de maffia geweest. Nog vorig jaar barstte er een politieke rel los naar aanleiding van zijn artikel in het dagblad Corriere della Sera, waarin hij fulmineerde tegen de zogenaamde deskundigheid van gerenommeerde maffiabestrijders. Carrièrejagers zijn het, vond Sciascia, hoge politie- en justitieambtenaren, die na een paar jaar blaffen tegen de maffia vanuit een ivoren toren het eiland inwisselen voor een goed betaalde baan in het veilige Rome.
De persoonlijkheid van Sciascia kan vergeleken worden met die van Pasolini. Ze vormden beiden het kritische geweten van Italië, waarbij ze zich volstrekt onafhankelijk opstelden, wars van allerlei ideologieën. Sciascia zei ooit hierover: ‘In tegenstelling tot andere Siciliaanse schrijvers ben ik zonder dogma's grootgebracht. Toen ik tien was, begreep ik niet dat je bang moest zijn voor God en de hel. Op mijn vijftiende liep ik niet achter fascistische vlaggen aan, zoals mijn leeftijdgenoten met veel enthousiasme deden en het communistische ideeëngoed heb ik nooit kunnen omarmen.’
Leonardo Sciascia
Ook in zijn romans vinden de hoofdpersonen maatschappelijk onrecht op hun weg. Kapitein van politie Bellodi tracht in Il giorno della civetta (1962; in het Nederlands verschenen als De doodmakers. Roman over de maffia, 1968) een moord op te lossen, maar hij krijgt te maken met de machtige maffiawet van de omertà en stuit op een muur van zwijgzaamheid bij mogelijke getuigen van de moordpartij, die represailles vrezen van de maffiabazen.
De hoofdpersoon uit een latere ‘thriller’ van Sciascia, de wereldvreemde middelbareschoolleraar Laurana, heeft inmiddels het vertrouwen in de doelmatigheid van het politieapparaat verloren en stelt op eigen houtje een onderzoek in naar de dood van twee dorpsgenoten, om het leven gebracht tijdens een onschuldige jachtpartij. Laurana uit A ciascuno il suo (1966; Ieder het zijne, 1978) heeft de stukjes van de legpuzzel bijna aaneengelegd als hij zijn heldere verstand laat benevelen door een sentimentele geschiedenis met een vrouw. Hij wordt door haar avances in een hinderlaag gelokt en vindt de gebruikelijke maffiadood in een zwavelput. De mensen uit zijn omgeving hebben hun oordeel klaar: Laurana is een ‘stomkop’ geweest, hij had kunnen weten dat het geen zin heeft de maffia voor de voeten te lopen.
De romans van Sciascia zijn variaties op hetzelfde thema: het individu neemt de strijd op tegen een alom voelbare, maar ongrijpbare macht, die met haar tentakels de menselijke waardigheid probeert te vernietigen. Voor Sciascia is daarbij de maffia een metafoor voor de uitbuiting, het machtsmisbruik en het geweld in de wereld. De protagonisten in zijn romans slagen er echter niet in die strijd tot een goed einde te brengen, telkens weer delven zij het onderspit in het gevecht tegen die duistere krachten.
De eerste romans van Sciascia kunnen als detectives gelezen worden. Toch gaat het bij Sciascia nooit om het spannende verhaal alleen, het is hoogstens een handreiking aan de lezer opdat hij niet halverwege het boek weglegt. Het terugkerende thema in zijn werk is niet zozeer het opsporen en veroordelen van schuldigen aan een misdaad, een opdracht waarvoor zijn hoofdpersonen, zoals gezegd, toch niet goed toegerust zijn. Sciascia wil vooral een analyse geven van een maatschappij, waarin misdaad en geweld zich vrijelijk kunnen manifesteren.
Het gelaten pessimisme van Sciascia beweegt zich in zijn laatste romans op een meer beschouwend en filosofisch niveau. Weliswaar eindigt de rechercheur uit Il cavaliere e la morte (1987; De ridder en de dood) weer als een opgejaagde, maar de doodzieke politieman breidt zijn onderzoek uit naar de wezenlijke vragen over het menselijk bestaan.
Het is dit melancholieke zoeken naar wijsheid dat Sciascia verbindt met grote Siciliaanse voorgangers als Pirandello en Tomesi di Lampedusa. Aan Pirandello, evenals Sciascia in de buurt van Agrigento in Zuid-Sicilië opgegroeid, wijdde Sciascia zijn laatste essayistische werk Alfabeto Pirandelliano (1989).
Behalve als criticus-essayist heeft Sciascia veel gedaan voor de grotere bekendheid van de Siciliaanse literatuur. Werk van zijn pupil Vincenzo Consolo is helaas nog niet in het Nederlands verschenen. De leugens van de nacht is de eerste vertaling van de Siciliaan Gesualdo Bufalino die dit voorjaar uitkwam.
De dood van Sciascia is een groot verlies voor de Italiaanse literatuur en samenleving. Hij streed zijn strijd met steeds minder hoop op maatschappelijke veranderingen. Toen iemand hem eens vroeg naar de reden van zijn pessimisme, antwoordde hij: ‘Als een Siciliaan wil zeggen dat hij morgen het veld intrekt, gebruikt hij altijd de onvoltooid tegenwoordige tijd. Hoe kan je geen pessimist zijn als je uit een gebied komt waar de toekomst niet bestaat...’ ■
Boeken van Sciascia, ook in Nederlandse vertaling, zijn verkrijgbaar bij de Italiaanse boekwinkel Bonardi, Entrepotdok 26, Amsterdam