Marsman en Forum
De schone zakdoek onderscheidt zich inhoudelijk sterk van de andere tijdschriften die Calis bespreekt. De poëzie die in die bladen werd gepubliceerd (en het ging vooral om gedichten - proza neemt een minderheidspositie in) bestaat voornamelijk uit nagalmen van Marsman. Op het eerste gezicht lijkt het eigenaardig dat jonge dichters in zulke barre omstandigheden poëzie met zo'n hoge romantische vlucht schreven. Calis verklaart het als een poging te ontsnappen aan de deprimerende realiteit. Misschien ligt het eenvoudiger: jongeren voelen zich nu eenmaal eerder aangetrokken tot de kosmische verlokking van een ‘groot en meeslepend leven’. Marsman betekende voor die generatie wat Lodeizen zal worden voor dichtende tieners uit de jaren zestig en zeventig: een ‘cultfiguur’.
Ook de essays die in de clandestiene bladen verschenen, bieden weinig nieuws: algemeen wordt de noodzaak van het ‘engagement’ onderstreept, de dichter moest niet losstaan van de wereld. Gemakkelijk herkent men de slogans van het vooroorlogse tijdschrift Forum. Het eigenaardige is dat de gepubliceerde romantische gedichten niet erg ‘geëngageerd’ lijken. Al met al laat de produktie in de clandestiene tijdschriften weinig verrassends zien. Marsman en Ter Braak zijn de vaders van de jonge scribenten.
uit ‘De schone zakdoek’
Het is dan ook verwonderlijk dat Calis in zijn slothoofdstuk wil bewijzen dat de ontwikkeling van de naoorlogse literatuur al ‘ten dele’ in de door hem bekeken blaadjes zou zijn voorbereid, zowel op het gebied van de poëzie (de beweging van Vijftig) als op dat van het proza (Blaman, Hermans, Reve). Die stelling lijkt me niet te handhaven. Want wat is de relatie tussen de periodieken en de personen die Calis oproept met de revolutie van Vijftig? Natuurlijk, Kouwenaar publiceerde in Lichting, maar als nog ontroerend traditioneel dichter. Rodenko werkte mee aan Maecenas, maar hij behoorde later niet tot de harde kern van Vijftig. Zelf draagt Calis het materiaal aan dat zijn these over de doorwerking vernietigt: de vernieuwers van Vijftig publiceerden voor het grootste deel niet in de door hem onderzochte blaadjes. En, als gezegd, in de poëzie die er wel in verscheen, leefde vooral Marsman voort. Er loopt geen rechte lijn van een van deze sympathieke clandestiene bladen naar de Keizer der Experimentelen, Lucebert. Of naar Blurb van Vinkenoog of Braak van Kousbroek en Campert. Ook hier is Calis zelf de beste advocaat van de duivel: als het experiment werkelijk in de oorlog was voorbereid, waarom duurde het dan nog vier, vijf jaar voor de ritselende revolutie van Lucebert en de zijnen echt losbrak?
Hetzelfde geldt voor het proza. Het is in de clandestiene bladen zwak vertegenwoordigd (Hermans treedt alleen als dichter op). Calis' redenering verloopt als volgt: in de ondergrondse bladen werd om morele vernieuwing geroepen. Wel, dat brachten Reve, Blaman en Hermans, en dus is hun werk een voortzetting van de ondergrondse tendens. Maar ook deze conclusie wordt te snel getrokken. Want de naoorlogse roman stuitte op groot verzet in de toenmalige kritiek omdat hij zo nihilistisch, ontluisterend, amoreel enzovoort was. Van Duinkerken sprak over de ‘levensleer van de hongerwinter’, die in het werk van Blaman, Reve, Hermans werd gepredikt. Daar steekt het ontroerende idealisme dat men in de ondergrondse bladen vindt, scherp tegen af. Zo heeft Planije het in Parade der profeten over ‘het verloren vertrouwen in God, mens en schoonheid’. Sierksma stond in Podium het beeld van de nieuwe, de ‘adellijke’ mens voor ogen, terwijl de katholieken van Overtocht en de communisten van Zaans groen weer andere idealen hadden. Maar een idealistische visie koesterden ze allemaal. Er is een enkele uitzondering, zoals Klaas Woudt. Als deze Klaas Woudt na de oorlog een romancier van het formaat Hermans was geworden, zou Calis een been hebben om op te staan. Nu kan een onbevooroordeeld lezer van het materiaal alleen maar een grote kloof constateren tussen het clandestiene idealisme (waar de titel van Calis' boek naar verwijst) en het nihilisme in de naoorlogse Nederlandse roman.