[De angst van de buitenstaander - vervolg]
telverhaal van Monika Sauwer is daar een goed voorbeeld van. Als de schrijfster de zeventigjarige vereenzaamde en excentrieke kunstschilder Verdenius in zijn waarde had willen laten, had zij het verhaal moeten afronden daar waar hij ten onrechte verdacht wordt van ‘pedofiele spelletjes’ met de dochter van zijn huishoudster. Door hem echter in zijn geheime hut in een boom te laten klimmen, door hem daaruit te laten vallen, door hem de volgende morgen door de jonge dorpsdokter in het gras onder de boom te laten vinden, valt er verder niets te vermoeden. Jammer van een verhaal dat zoveel suggestiever had kunnen eindigen met de zinnen: ‘Hij liep naar buiten, fles in de hand. Het was stralend weer. De touwladder bewoog verlokkend op de wind.’ (p. 43)
Dat te veel ontsiert ook ‘Een op tienduizend’, een melodramatisch verhaal over een verloederende en beschonken leraar die in het midden van een Amsterdamse weekeindnacht op zoek gaat naar een al even treurige leerlinge. Dat ze elkaar vinden in een café waar geen van tweeën ooit komt, is plezierig voor hen (‘Goed. Je mag bij me slapen.’), maar ligt zo in de lijn van dit sentimentele verhaal dat iedere verrassing ontbreekt.
Gelukkig bevat de bundel ook verhalen die minder voorspelbaar zijn en die er wel in slagen de verwarring van de hoofdfiguur over te dragen op de lezer. In ‘Catastrofen’ torst de vijftienjarige Elvire al het kwaad van de wereld op haar broze schouders. Ze is tegen alcohol en tabak. Het consumentengedrag van haar ouders en haar leeftijdgenoten irriteert haar. Ze haat de neo-hippies en hun joints en ze weet vrijwel zeker dat haar toekomst verpest wordt door het broeikaseffect en door de zure regen. En dan moet ze ook nog steeds, als laatste van de klas, ongesteld worden. Subtiel registreert Sauwer hier het kwellende samenspel van een boze buitenwereld en een gefrustreerd innerlijk. Hoe aandoenlijk in haar onbegrip is Rita haar moeder niet als eindelijk de eerste menstruatie zich aankondigt. ‘Daar zat Rita. Haar kind had een angstaanval en er was niets in huis aan tranquillizers. Nog geen halve valium. Ze schonk de glazen maar weer vol.’
In het laatste verhaal ‘No Problem’ slaagt de auteur erin de voortdurende hunkerende buitenwereld op een nauwelijks waarneembare manier buiten de deur te houden van Laura, een al wat oudere vrouw die onlangs door Teun, na een huwelijk van bijna veertig jaar, toch alleen gelaten is. Juist omdat Laura de realiteit ontkent en volhardt in haar ziekelijke eredienst jegens haar trouweloze echtgenoot, komt het schrijnende van haar leven goed uit. Teun mag dan in haar ogen altijd ‘zo'n dromer’ geweest zijn, in werkelijkheid is zíj dat. Het door haar zo bewonderde vers van Slauerhoff vat haar leven samen:
Mijn huis is vuil, mijn kinderen, talrijk, krij-
De varkens wroeten ronkend in den hof.
Maar bergen, blauw en ver verheven, eischen
Mijn aandacht op, die stijgt uit stank en stof.
Het mooiste vind ik derhalve die realistische verhalen die op het juiste moment hun grenzen even open zetten.
■