Ontcijfering van de hiëroglyfen
In de ‘Fibula-schriftreeks’ verscheen een heldere introductie: Egyptische hiërogliefen door W.V. Davies (vertaling Yolande Michon, Fibula, 64 p. f 19,90). Voorwerpen, mensen en dieren werden met de voornaamste onderdelen afgebeeld. Naturalistische weergave leverde dit niet op: de som van essentiële delen leverde bijvoorbeeld wonderlijke mensengestalten op, verbeeld in divers perspectief. Toch vormen de hiërogliefen geen strikte beeldtaal. Het Egyptische schriftsysteem bestond uit drie soorten tekens: logogrammen (een teken waarmee een heel woord wordt aangegeven), fonogrammen (staat voor een klank in de taal) en het determinatief (dat de betekenis van een woord aanscherpt). Op sommige paleismuren zijn weliswaar zesduizend verschillende tekens gevonden, toch moet volgens Davies worden aangenomen dat het dagelijks gebruik uit niet meer dan duizend tekens bestond. Voor dat dagelijkse gebruik was ook een vereenvoudigde vorm in gebruik, het hiëratische schrift, dat in het zakelijk en administratieve verkeer en in literatuur, religieuze en wetenschappelijke geschriften werd gehanteerd, geschreven met penseel en inkt op papyrus.
De betekenis van de hiëroglyfen ging, na vierduizend jaar in gebruik te zijn geweest, in de middeleeuwen met de komst van de islam verloren. Vele geleerden zouden zich er nadien het hoofd over breken, en pas na de vondst van de ‘steen van Rosette’ tijdens de napoleontische expeditie in 1899 leverden alle linguïstische inspanningen resultaat op. Belangrijk is de ontledende arbeid van de Engelse geleerde Thomas Young die een baanbrekend artikel publiceerde over de beroemde steen in... het supplement van de vierde druk van de Encyclopaedia Brittanica, tegelijkertijd een hoogtepunt in de geschiedenis van de encyclopedie. De uiteindelijke ontcijfering is echter te danken aan de Fransman Champollion, de eerste die aan de hand van systematisch onderzoek wist te bewijzen dat het hiëroglifisch schrift op een fonetisch principe was gebaseerd. Fascinerend beschrijft Davies hoe Champollion, aan de hand van de hiërogliefen voor de namen Ptolemaios en Cleopatra, de tekens met verschillende klanken wist te verbinden. Egyptische hiërogliefen van Davies - adjunct-conservator van de afdeling ‘Egyptische oudheden’ van het British Museum - is een rijk boekje. Naast leesbare uiteenzettingen over grammatica en geschiedenis van het oud-Egyptische schrift, heeft Davies ook gevoel voor wetenschapsontwikkeling als detectiveverhaal: vooral waar het de ontcijfering van de lettertekens betreft heeft hij met suspense geschreven.
AJ