Terugblik op een turbulente tijd
De rehabilitatie van Hermans en andere Groningse affaires
Rijksuniversiteit groningen 1964-1989 door E.W.A. Henssen Uitgever Wolters-Noordhoff/Egbert Forsten, 408 p., f 65,-
Bart Tromp
Soms worden tradities uitgevonden, vaak worden zij voortgezet. In de laatste categorie treft men universitaire gedenkboeken. De Groningse universiteit levert daarvan een aantal goede voorbeelden. Gedenkboeken verschenen in 1864, 1914 en 1964; voor dat van 1914 tekende Huizinga, die zijn Geschiedenis der universiteit gedurende de derde eeuw van haar bestaan als een van zijn beste werken beschouwde.
In het recente verleden leek deze traditie door de meeste universiteiten opgegeven, maar net als de nieuwjaarsvoorstelling van de Gijsbrecht is hij hier en daar op andere wijze en in andere vorm voortgezet. De democratisering van de Leidse Rijksuniversiteit werd al in 1975 op fraaie wijze geboekstaafd door H.F. Cohen (De strijd om de academie). Uitgebreider kreeg later de krijg om de Amsterdamse academie zijn neerslag in een omvangrijke historische kroniek van de dit jaar overleden historicus Frits de Jong, nadat een eerdere opdracht van het universiteitsbestuur aan een befaamd activist geen bladzijde te bedrukken papier had opgeleverd. Een even welwillende als op den duur wanhopige recensent van De Jongs nog steeds in de stijl van de grote socialistische essayist en ‘peuterkundige’ Saks geformuleerde geschiedschrijving barstte evenwel uiteindelijk uit in een ferm: ‘Het moet maar eens gezegd: F. de Jong Edz. kan niet schrijven.’
Dit verwijt kan de chroniqueur van de Groningse universiteit in de periode 1964-1989 niet treffen. Henssen weet een juiste middenweg in acht te nemen tussen een gedenkboek voor intern gebruik en geschiedschrijving van algemener strekking. Zijn eerste hoofdstukken zijn wat dit aangaat de grootste beproeving: zij beschrijven de veranderingen in de bestuursstructuur van de Groningse universiteit. Deze zijn nog ingewikkelder van die van de andere Nederlandse universiteiten in dezelfde periode, omdat Groningen tussen het ancien régime van voor 1968 en de invoering van de WUB, Veringa's Wet Universitaire Bestuurshervorming, nog een eigen TBV, Tussentijdse Bestuurs Vorm, nastreefde. Achteraf is het meest verbazingwekkende aan deze episode de intensiteit van gevoelens en daden die de saaie en vervelende organisatorische problemen en oplossingen waarop de roep om ‘democratisering’ was uitgelopen, hebben weten op te roepen.
W.F. Hermans in 1974
ed van der elsken
In de afgelopen vijfentwintig jaar is de universiteit meer veranderd dan in de voorgaande eeuw, en het nuttige (maar ook deprimerende) van een boek als dit, is dat het dit duidelijk maakt, ook aan degenen die die vijfentwintig jaar bewust hebben meegemaakt. (Maar daardoor ook altijd in het heden hebben geleefd. Het kost mij moeite te geloven dat Van Gend & Loos in mijn geboortestad vijfentwintig jaar geleden nog met paard en wagen opereerde, ook al weet ik dat het zo is. Op dezelfde manier is het al onvoorstelbaar geworden dat nog in het begin van de jaren zestig hoogleraren het verzoek van het universiteitsbestuur om een overzicht van hun onderwijs te geven als een ontoelaatbare inbreuk op hun autonomie beschouwden. Vergelijk dat met de huidige toestand, waarbij ‘de universiteit’ alleen nog maar een bureaucratisch-administratief geheel is dat met enige vertraging de bevelen uit Zoetermeer doorgeeft aan degenen die het eigenlijke werk doen; die zijn inmiddels tot ambtenaar gereduceerd en worden als zodanig gekoeioneerd.)
Met enige meewarigheid ontmoet ik mijzelf in dit boek, soms als object van beschrijving, maar gelukkig ook als commentator. Dat is het voordeel van een serieuze historische studie: er worden zaken aan het licht gebracht die in hun tijd aan maar weinigen bekend waren, en die, eenmaal opgedoken uit archieven, een heel ander, en in ieder geval scherper licht werpen op gebeurtenissen waarbij de lezer indertijd, desnoods alleen maar als krantelezer, betrokken was. Dat geldt bijvoorbeeld voor de zaak-Vermaning, de amateurarcheoloog die tegenover zijn wetenschappelijke opponenten een Davidsstrijd voerde welke hij in de publiciteit won, maar - zoals hier in alle rust beschreven - in werkelijkheid verloor; hij was niet de enige verliezer. Er zijn meer affaires die in een geheel ander daglicht komen te staan, niet alleen omdat de jaren eroverheen zijn gegaan, maar ook omdat in de conflicten van toen het blikveld wel zeer vernauwd blijkt te zijn geweest. Van die affaires zullen de meeste vooral betrokkenen interesseren; dat neemt niet weg dat de wijze waarop ze nu beschreven zijn het mogelijk maakt ze te zien als exemplarisch voor hun tijd. Eén affaire onttrekt zich echter geheel en al aan de beperkingen van tijd en plaats. Het is de gang van zaken rond het ontslag van W.F. Hermans als lector fysische geografie.