Boulevardtoneel, chantage en provinciaal leed
Rien Broere, Herman Portocarero en Hans Hoenjet
De opgraving door Rien Broere Uitgever De Harmonie, 316 p., f 37,50
De goudzoeksters door Herman Portocarero Uitgever Manteau, 150 p., f 29,90
De wraakengel door Hans Hoenjet Uitgever De Arbeiderspers, 160 p., f 26,90
Jacques Kruithof
De tweede roman van Rien Broere, De opgraving, heeft een fascinerend uitgangspunt. De hoofdfiguur Oscar verlaat het ziekenhuis waar hij na een auto-ongeval lichamelijk opgelapt is, maar hij lijdt nog steeds aan een vrijwel volledig geheugenverlies, dat alleen de taal intact heeft gelaten. Wat hem nu te doen staat, is zijn leven, zijn gezin, vriendenkring, vroegere baan enzovoort opnieuw te leren kennen. Herinneringen is het goede woord niet: hij kan zelfs zijn vrouw en dochter niet thuisbrengen. Hij moet van voren af aan beginnen, en alles werkelijk leren uit verhalen van anderen, ondersteund door foto's, filmpjes en teksten.
Aanvankelijk lijkt deze vondst van jewelste op bekwame wijze tot een roman uitgewerkt te worden: Oscar wordt door zijn vrouw Hester om zo te zeggen in zijn oude leven rondgeleid. Hij was architect of tekenaar, lid van een toneelvereniging en gewaardeerd vriend van verscheidene mensen die hem volstrekt onbekend voorkomen; de conversatie heeft daar uiteraard onder te lijden. En schaken bijvoorbeeld gaat niet meer.
Rien Broere
Herman Portocarero
rikkes voss
Hans Hoenjet
klaas koppe
Maar dan begint Broere langzaam aan iets te onthullen wat hij vermoedelijk voor drama verslijt: zowel Oscar als Hester blijkt een buitenechtelijke verhouding gehad te hebben en pal nadat Hester de hare aan haar man bekende, is hij met de auto weggereden, het fatale ongeluk tegemoet. Het kon niet uitblijven dat hij eerst nog zijn geliefde is gaan ophalen, en dat ze op een verkeerd gekozen plek langs de weg op de achterbank lagen te vrijen toen iemand op hen inreed.
Meer boulevardtoneel dan drama, bovendien treden er naarmate het verhaal vordert telkens irrelevante nevenfiguren op, zoals een hypnotiserende goochelaar en een kijvende schoonmoeder die gelukkig doodgaat. Broere doet trouwens ook strikt technisch afbreuk aan zijn uitgangspunt: hij koos voor een alwetende verteller, met het uitdrukkelijke ‘wij’ heel negentiende-eeuws aangezet. Dat is natuurlijk handig om dingen vanuit Hester te kunnen vertellen, maar de absurditeit van Oscars omstandigheden is er niet mee gediend. En dan het slot!
Oscar is met zijn weergevonden vriendin naar het circus gegaan en na afloop kijken ze rond in de stallen. En wie treffen zij daar, zomaar toevallig? Hester en dochter! Tussen beide dames ontstaat een knallende ruzie, en de arme Oscar die hard ‘ho’ roept, krijgt van een olifant die op het woord hoch gedresseerd is, een klap met zijn slurf.
Zo eindigt een boek dat, als er iets langer over nagedacht was, even intrigerend had kunnen worden als Bernlefs Hersenschimmen in regelrechte slapstick. Het is me maar zelden overkomen dat ik na een paar bladzijden zo helemaal vóór een boek was en me door de rest zo diep teleurgesteld voelde. Het is bijna om kwaad te worden: heeft die Broere zo'n schitterend idee, en hij verprutst het. Om precies te zijn: het is net zo erg als de finale van het wereldkampioenschap voetbal in 1974: eerst die strafschop, en daarna de rampspoed.