Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Jan Fred van WijnenAl drie maanden, om precies te zijn vanaf 1 september, begint Piet Grijs zijn wekelijkse column in het VPRO-radioprogramma Welingelichte Kringen (vrijdag 16.30-17.45) met de oproep ‘Koop niets bij Vroom en Dreesman en de Bijenkorf’. Vorige week legde Battus in de Volkskrant nog eens uit waarom: omdat alle gewone boekhandels, die zich geen bewakers kunnen veroorloven, de Duivelsverzen van Salman Rushdie gewoon uitstallen, terwijl de twee warenhuizen met hun permanent surveillerende bewakingsdienst het niet durven (Piet Grijs en Battus zijn twee pseudoniemen van de taalkundige Hugo Brandt Corstius). Nu de Nederlandse moslims na negen maanden hebben aangetoond dat ze zich distantiëren van de oproep uit Teheran, heeft de Bijenkorf het boek vorige week zo geruisloos mogelijk op de plank gezet. Peter Brinkers, de centrale boekeninkoper van de zes Bijenkorfvestigingen die boeken verkopen: ‘Het staat niet prominent uitgestald, gewoon bij de R van Rushdie, want als er weer een paar scholieren een dreigbrief sturen grijpt de directie onmiddellijk in en dan heeft Brinkers het gedaan.’ Er is geen duidelijke aanleiding geweest om overstag te gaan. Het had ook te maken, zegt Brinkers, met een toneelshow van Bart Chabot en Remco Campert, die de Bijenkorf voortdurend uitscholden, en bovendien - maar dat op persoonlijke titel - wilde hij af van het stigma dat de Bijenkorf zich aan censuur schuldig maakt. Met de boekenweek voor de deur, mag de Bijenkorf zich dus eindelijk weer een volwaardige boekwinkel noemen. Vroom en Dreesman verkoopt het boek nog niet, en ook niet van plan om het te doen, aldus persvoorlichter J.A.H Lempers. Piet Grijs heeft de Bijenkorf afgelopen vrijdag geschrapt uit zijn oproep.
Het achtste Jazz-jaarboek, dat al zeven jaar wordt uitgegeven door Van Gennep, zal niet meer verschijnen. Van Gennep is nog nooit met het jaarboek uit de kosten gekomen, hoewel de medewerkers zelfs geen honorarium kregen; nummer 1 t/m 5 liggen nog steeds in de ramsj bij Van Genneps moderne antiquariaat in Amsterdam. Eén keer gaf het Prins Bernhard Fonds een subsidie, voor nummer 5, en één keer nam de Stichting Jazz in Nederland (SJIN) tweehonderd exemplaren af, als vorm van steun. Dit jaar sloeg Rob van Gennep een subsidie af van het ministerie van WVC, de laatste strohalm voor het achtste jaarboek. Het geld, zo was hem bij WVC verteld, zou worden afgetrokken van het budget voor het Nationaal Jazz-archief (in het BIM-huis in Amsterdam), en dat vond hij zo hardvochtig dat hij besloot om er maar mee te stoppen. Daarbij kwam nog wat onenigheid over de vorm. Tot nu toe was het jaarboek een pocket geweest, maar de redactie van dit jaar, Erik van den Berg (Volkskrant-redacteur) en Frans van Leeuwen (NRC-recensent en schrijver), wilde een groter en mooier boek maken. Frans van Leeuwen: ‘Wij waren niet zo content met de lay out, we wilden een vrolijker uitgave met meer plaatjes, en toen ze dat uitrekenden bleek het te duur.’ Zo ligt het niet, zegt Rob van Gennep: ‘Ze wilden wel een andere vorm, maar we zijn nooit aan het uitrekenen toegekomen, want ik merkte dat we toch geen geld kregen. We waren het inhoudelijk niet eens. Zij wilden meer een documentatie, wij wilden meer verhalen.’
De Stichting Onafhankelijke Uitgever (SOU), een club van zestig kleine, zelfstandige uitgevers die zes jaar geleden werd opgericht, komt het komende voorjaar met het nulnummer voor een eigen tijdschrift. Het idee werd geboren uit een conflict met het vakblad Boekblad. De leden van de SOU hebben, naast een gezamenlijke stand op de Frankfurter Buchmesse, een contract met Boekblad voor gezamenlijke advertenties tegen een lager tarief. Toen Boekblad enige tijd geleden het tarief wilde verhogen, vond de SOU dat het tijd werd om de onafhankelijkheid wat meer ruggegraat te geven met een eigen advertentieblad. Later werd het probleem met Boekblad uitgepraat, maar toen was het SOU-bestuur al zo bevlogen van het plan dat er nu maar gewoon een eigen tijdschrift moest komen, met advertenties én artikelen. Voorzitter van de SOU is Willem Donker, van uitgeverij Ad Donker BV in Rotterdam, secretaris is Hein Bekking, van uitgeverij Bekking en Blitz in Amersfoort. Het blad wordt geproduceerd door de Utrechtse uitgeverij Jan van Arkel en verspreid onder 1500 boekwinkels in Nederland.
Afgelopen zomer maakte het Duitse zondagsblad Bild am Sonntag bekend dat het volgend jaar een feuilleton van de veelschrijver Heinz Günther Konsalik (136 artsen- en soldatenromans) zou publiceren, waarin per aflevering tien produkten met naam en eventuele reclameslogan zouden worden genoemd. De fabrikant zou voor het noemen van zijn produkt ongeveer twintigduizend gulden moeten betalen, dus elke aflevering zou twee ton opleveren. Maar helaas, vertelt Peter Reckow, de advertentie-chef van Bild am Sonntag, het project is ‘geplatzt’ doordat er niet genoeg adverteerders op af kwamen. ‘Wij vinden dat het een zeer goed idee was, maar het heeft ons aan tijd ontbroken.’ In 1990 waagt het blad opnieuw een kans.
De hardnekkige geruchten over problemen bij de Rotterdamse uitgeverij Ad Donker BV, die vorig jaar haar vijftig-jarige bestaan vierde, worden bevestigd door directeur Willem Donker. Maar, zegt hij, de problemen zijn inmiddels opgelost. ‘Het leven van elke uitgever gaat over bergen en door dalen, en ik ben even door een dal geweest. Nu gaat het weer goed.’ Het dal bestond uit ‘teruglopende verkoopcijfers’. Zijn fonds bevat al jaren de Kossmann-Reedijk-vertaling van Alice in Wonderland met de oorspronkelijke tekeningen van John Tenniel (helemaal geen last, zegt Willem Donker, van de nieuwe, duurdere Matsier-vertaling van Van Goor) en De Lof der Zotheid van Erasmus, boeken over Rotterdam, met als topauteur Herman Romer, kunstboeken en populair-wetenschappelijke boeken. Verschillende boekhandelaren vragen zich af waarom de uitgeverij kortgeleden een groot deel van haar voorraad verkocht aan De Slegte, maar de inkopers van De Slegte verklaren dat Ad Donker dat net zo vaak doet als andere uitgevers. De Rotterdamse Kamer van Koophandel verklaart nog geen jaarverslag over 1988 van hem te hebben ontvangen, evenmin als over 1986, maar dat wordt door Willem Donker krachtig ontkend.
Bijna veertig jaar na zijn dood in 1950 is aangetoond dat George Orwell, pseudoniem van de journalist en schrijver Eric Arthur Blair, in 1937 ternauwernood aan zijn moordenaars is ontsnapt. Orwell was in 1936 als journalist naar Spanje gereisd om te schrijven over de Burgeroorlog tussen de Republikeinen en de Fascisten van Franco, maar sloot zich vrijwel direct aan bij de anarchistische milities om mee te vechten tegen Franco. Hij beschreef zijn ervaringen in Homage to Catalonia (1950). Tijdens een verlof in Barcelona raakte hij verzeild in een zuiveringsactie van de communisten, die alle anarchisten arresteerden. Een groot aantal, onder wie buitenlanders, werd in de gevangenis vermoord. Na een inval van de (communistische) politie in zijn hotelkamer vluchtte hij met zijn vrouw het land uit, in juni 1937, uit angst dat ook hij nu voorkwam op een zwarte lijst van ‘Trotskisten’. Dat voorgevoel blijkt juist te zijn. Tussen de duizenden documenten van de Spaanse anarchistische partij in het Nationaal Historisch Archief van Madrid, ontdekte de Engelse studente Karen Hatherley een rapport van de geheime politie over ‘Enric (sic) Blair en zijn vrouw Eileen Blair’, ‘bekende Trotskisten’. Het rapport was gericht aan het Tribunaal voor Spionage en Hoogverraad in Valencia en gedateerd op 13 juli 1937. Orwell was geen Trotskist, maar de beschuldiging was voldoende geweest voor arrestatie. Eenmaal in de gevangenis, vertelde Orwell-biograaf Bernard Crick in de Engelse zondagskrant Observer, was zijn leven niets meer waard geweest. |
|