Danilo Kiš
Vervolg van pagina 1
uit drie soorten hoofdstukken, geschreven in drastisch verschillende stijlen. Het begin (na de proloog) waar ik zojuist uit citeerde, behoort tot de ‘Reisschetsen’: gedetailleerde fragmenten uit de rusteloze omzwervingen van E.S. Dan zijn er de ‘Notities van een waanzinnige’, verdeeld over vijf hoofdstukken, waarin E.S. in ‘directe’ notitievorm verslag doet van zijn hartverscheurende gedachten en herinneringen - het zijn, geloof ik, de hoofdstukken die ik het aangrijpendst vind. Nogal wat van deze notities slaan op lekker eten, wat niet zo verwonderlijk is gezien de niet aflatende zorg van E.S. om althans niet van de honger om te komen; maar ook zijn er bij voorbeeld zelfmoordfantasieën en verhalen waarin absurdisme en bloedige ernst door elkaar heen lopen, zoals in de ‘Verhandeling over de aardappel’: ‘De tijd is nu gekomen om over onszelf na te denken uit het oogpunt van leven en dood, niet als egoïstische individuen, maar uit het oogpunt van ons hele ras, van dat goddelijke onkruid der aarde, her en der over de wereld verspreid, verstrooid over alle continenten, net als die ongelukkige aardappel (...) die net als wij zijn oorsprong heeft in de verre duistere geschiedenis van de aarde, maar waarvan het bestaansrecht niet in twijfel wordt getrokken, zoals het onze, zolang er op de wereld nog hongerige monden zijn en zolang de aarde bestaat.’
De derde categorie hoofdstukken - het ‘Gerechtelijk onderzoek’ en het ‘Getuigenverhoor’ - is geschreven in een monotone vraag-en-antwoordvorm. Het temporele uitgangspunt van deze hoofdstukken, die het grootste deel van het boek omvatten, ligt na het schrijven van de brief waar alles om draait, maar de tekst doorkruist volgens het achterdochtige associatieprincipe van de ondervrager sprongsgewijs het hele leven van E.S. Zo komt het dat passages uit de ‘Reisschetsen’ en de ‘Notities van een waanzinnige’ hier regelmatig andermaal aan bod komen, soms verhelderend, zeker zo vaak verduisterend, mythologiserend, ironiserend. Deze hoofdstukken deden me overigens onmiddellijk aan Joyce denken, dat wil zeggen aan de zeventiende episode van Ulysses, die de Ithaca-episode wordt genoemd. Ook hier is er sprake van een soort ‘catechetische ondervraging’: een eindeloze reeks onpersoonlijk geformuleerde vragen gevolgd door exacte, meestal uitputtend volledige antwoorden.