Oubollige satire
Debuutroman van Gerrit de Zeeuw
Zwarte lucht door Gerrit de Zeeuw Uitgever De Harmonie, 208 p., f 29,90
Frans de Rover
Als achterop de roman Zwarte lucht gemeld wordt dat we te maken krijgen met een twintigste-eeuwse reïncarnatie van een middeleeuwse alchemist, als in de verhaaltekst begrippen vallen als ‘zwart licht’ en ‘oude lucht’, dan ben ik als lezer blijkbaar zo geprogrammeerd dat ik onmiddellijk aan het werk van Mulisch denk. Marcel van der Lindens vorig jaar verschenen De mentor als een zeer geslaagde pastiche op Mulisch' De pupil ligt me nog vers in het geheugen.
Zwarte lucht is een mislukt boek, niet omdat het geen toespelingen op Mulisch bevat, maar omdat het een slecht geschreven, oubollig, quasi-wetenschappelijk verhaaltje bevat met de pretentie komisch of satirisch te zijn. Als het proza van De Zeeuw iets niet is, is het komisch of satirisch. Om niet als opzettelijk boosaardig over te komen, citeer ik de opening van de roman: ‘Eén minuut voor twaalf. Koortsachtig maakte de antieke Friese staartklok zich gereed voor het hoogtepunt van de dag, maar professor Bok bleek geen aansporing meer nodig te hebben. Druk in de weer als hij was met zijn voorbereiding voor het eerste, nooit te verzuimen agendapunt van de middag, of hij moest dodelijk ziek dan wel op dienstreis zijn: de professorale lunch. Onder vinnig protest hield de staartklok het na drie galmende slagen voor gehoord. Bijna schuilgaand achtereen reusachtig dienblad trad Greta Flink binnen. Boks secretaresse. Anders dan haar naam zou doen vermoeden moest zij heel even steun zoeken tegen de deurpost voor zij haar evenwicht hervond, en, met een gratie die een studie van vele jaren verried, koers kon zetten naar het al geheel ontruimde bureau. “Dat het u maar weer goed mag smaken, professor.”’
Een roman die zo begint, met een opeenstapeling van zoveel clichés, zoveel zouteloosheid - dat kan natuurlijk nooit meer iets worden. Het verhaal speelt zich af ‘onder professoren’ die aan de Technische Hogeschool van Delft onderzoek doen, dan wel zich verzetten tegen onderzoek naar ‘zwarte lucht’. Dat zou door de dichtheid van materie een wondermiddel zijn tegen de milieuvervuiling. Ook in Moskou wordt, vanuit ideologische motieven (wie het milieu heeft, heeft de wereld) dergelijk onderzoek verricht. Uiteindelijk komt een professoraal gezelschap bijeen en wordt de vondst van de eeuw geformuleerd: ‘Volgens de huidige quantumchemische inzichten zijn zowel een zuivere zuurstofpolymeer als een zuivere stikstofpolymeer onmogelijk. Zij kunnen eenvoudig niet bestaan, en zeker niet het heteropolymeer van zuurstof en stikstof. Ook thermodynamische berekeningen leiden tot de onafwendbare conclusie dat zelfs in het geval men een dergelijk heteropolymeer als mogelijk veronderstelt, de vorming daarvan een dusdanig hoge activeringsenergie zou vereisen dat de reactie alleen onder zeer extreme condities zou kunnen plaatsvinden.’ Ik ben geen bètawetenschapper, ik ben maar een simpele lezer en daarom vind ik dat dit soort apetaal mij bespaard zou moeten blijven; en dan zwijg ik nog over wat elders in de roman in dit register gepresenteerd wordt (inclusief grafieken). Onder zulke ‘extreme condities’ haakt een literair lezer af. En terecht.
Om voor mij dubieuze redenen is het verhaal gesitueerd in 1974. De enige reden die ik kan bedenken is dat in die jaren in Delft marxisten, neomarxisten, orthodoxe stalinisten, anarchosyndicalisten, crypto-bakoenisten en pseudoproudhonisten zich verenigden in de studentenvereniging ‘Chempolak’. De voorzitter daarvan, Jan Keizer, onderhoudt weer allerlei contacten met de rivaliserende professoren, onder anderen via zijn vriendin die professoraal secretaresse is.
Versplinterd communisme begin jaren zeventig. Het schijnt allemaal reuze satirisch bedoeld te zijn, maar De Zeeuw produceert niets anders dan enorme flauwiteiten. Het leukste boek over de gekten van de communistische sekten in de jaren zeventig is immers allang geschreven: Links! (1986) door Boudewijn Büch. Om anno 1989 nog eens de studentikoze communistische Delftse prietpraat anno 1974 zogenaamd humoristisch of ironisch op schrift te stellen, dat is werkelijk een anachronisme. Dan levert de échte werkelijkheid van 1989, waarin het communisme wereldwijd werkelijk ineenstuikt, heel wat komischer (cynischer?) momenten op, waarbij het verhaal van De Zeeuw verbleekt tot wat het is: onbeholpen neergeschreven opgeblazen oude lucht - de schrijver noemt het zwarte lucht. Het eind van het boek geeft een changement de genre: na de presentatie van zijn vertelkunst offreert De Zeeuw als uitsmijter een ‘éénmalig theaterstuk: Zwarte lucht’. De bijeenkomst van Delftse en Moskouse professoren en medewerkers in het ‘Laboratorium van Zeldzame Natuurlijke Verbindingen’ vliegt letterlijk in de lucht door de ingreep van een deus ex machina.
En dat is dan het einde van de debuutroman Zwarte lucht van de veertigjarige Gerrit de Zeeuw, ex-student aan de Technische Hogeschool te Delft. Met alle respect, maar ik voorspel dat hier een literaire schrijversambitie in rook opgaat.
■