Mannelijke diensten
Dempster kreeg zulke informatie van genoemde Luis Basualdo, een Argentijnse polospeler die Christina's tweede minnaar was. Ze nam hem drie echtgenoten later weer terug, ‘als compagnon’, en zette hem voor het verrichten van ‘mannelijke diensten’ voor zesendertigduizend dollar per maand op de loonlijst van Olympic Maritime waarvan ze inmiddels in naam presidente was. Op het hoofdkantoor in Monte Carlo werd op de benoeming van het nieuwe personeelslid niet enthousiast gereageerd (‘De enige keer dat hij in zijn zak hoeft te tasten is om zijn ballen te krabben, zei een van de mensen van Olympic’). Christina trok zich het gemor niet aan, en bezag ook Basualdo's kleine oplichterijen grootmoedig - behalve toen zijn zwendel het bedrag van 1,2 miljoen dollar overschreed: het was de bedoeling geweest dat Basualdo dat geld naar de chique Newyorkse dokter zou sluizen die haar van de zo noodzakelijke medicamenten voorzag (Dempster zwijgt geheel stil over de drugsconnectie achter ‘jetsetters’ als Christina Onassis. Het valt me op dat de roddelbladen ook nooit geneigd zijn je daarover wijzer maken dan je uit misdaadverhalen kunt zijn). Het verbaast dan toch nog dat onder Christina's mannelijk escorte zich twee fatsoenlijke kerels hebben bevonden, de ene notabene een KGB-agent, Sergei Kauzov. Ook haar eerste echtgenoot Joe Barker (‘een schat van een miljonair in onroerend goed.’ vond ze zelf) kleedde haar níét uit - zelfs niet letterlijk, want in zulke dingen zette zij altijd de eerste stap. De approach was niet gegarandeerd succesvol. ‘Waarom wil hij niet met me neuken? Rijke meisjes hebben het ook nodig,’ zei ze kwaad nadat Mercedes-erfgenaam Mick Flick alleen interesse bleek te hebben voor blonde vrouwen (Christina liet zich om die reden blond verven, ‘ook daar beneden’, zonder dat het hielp).
Bij Yvon Coty (parfummiljoenen) was er ander beklag: ‘Het enige wat hij van me wil is dat ik hem pijp. Hij steekt hem maar ergens anders in!’ Met zulke ongegeneerdheid (ze liet nooit na rond te bazuinen ‘hoeveel keer’ een nieuwe aanwinst 's nachts gepresteerd had) kon Christina nog wel eens de lachers op haar hand krijgen. Maar een vrouw heeft toch een handicap in die dingen. Evans vertelt dat ‘Ari’ op zeventigjarige leeftijd een fotograaf meesleurde naar de toiletten van The Crazy Horse Saloon in Parijs, en daar zijn lid ter bewondering op het schoteltje van de toiletjuffrouw legde, triomfantelijk pochend: ‘That says it all. Sex and money - that is my secret.’
Christina had minder om trots te zijn, zeker niet haar fysiek. Dempster citeert het wrede oordeel van Luis Basualdo: ‘Ze was zo sexy als een luierend nijlpaard.’ Inderdaad had ze wat je zegt haar figuur niet mee (haar neus trouwens evenmin, maar ze kreeg op haar negentiende een nieuwe). Toch lijkt dat niet de ware reden van haar onaantrekkelijkheid: ‘Ze is zo'n slons... en ze praat met haar mond vol,’ klaagde een Skorpios-habitué.
Een mens hoort niet te gretig te zijn om zulke dingen over een ander te willen weten. Ik heb maar één laf excuus: dat het lezen over de grootste proleten ter aarde zo'n aardig zicht biedt op spreekwoordenwijsheid. Die is trouwens niet dat geld niet gelukkig maakt (Christina's stiefmoeder Jackie O. weet er duidelijk wel raad mee), of dat het sterke benen zijn die de weelde kunnen dragen, maar dat armoede mensen net iets knapper houdt - al is dat dan alleen voor het oog.
■