Aan slechte mensen is niets verhevens
Een biografie van het verwende nest Christina Onassis
Diny Schouten
Christina Onassis, ‘het rijkste meisje ter wereld’, bezat alles: een belastingvrij inkomen van iets minder dan een miljoen dollar per week, een privé-eiland (Skorpios), een privé-jet (een Falcon 50 voor tien personen, voorzien van slaapkamer en badkamer), het meest luxueuze privé-jacht ter wereld (de Christina), vier Europese behuizingen (appartementen in Parijs: avenue Foch, en Londen: Eaton Square, een landgoed bij Genève, een villa in Sankt Moritz), en twee permanente suites in luxehotels ter andere zijde van de oceaan (in Buenos Aires en New York), een helikopter en een permanente staf van-zeventig man, onder wie een verpleegster voor de dagelijkse injecties kalmeringsmiddelen, amfetaminen en barbituraten. Ze kocht zelfs haar liefdes en vriendschappen - het was haar gewoonte om zich te verzekeren van de loyaliteit van haar vrienden door ze miljoenen te lenen. Het inlossen van die schulden werd niet op prijs gesteld.
Tegelijk bezat ze dus niets, en dát is natuurlijk de sprookjesachtige kant van de ‘Christina Onassis-legende’. Een ontevreden prinses, die zich uit verveling dik at, uit wraak haar tanden niet meer poetste tot ze groen uitsloegen, en uit dépit zwaar verslaafd raakte aan drugs. Geen prins die kwam om haar te redden: als Christina Onassis één talent had, was het om feilloos de allergrootste schoft op te pikken uit de set van internationaal schoelje die zich avond aan avond in de chique discotheken van Monte Carlo, Sankt Moritz, Parijs, Londen of New York vermaakt.
CHRISTINA ONASSIS
Een moderne Griekse tragedie
door Nigel Dempster
Vertaling Parma van Loon
Uitgever A.W. Bruna, 221 p., f 29,90
Christina Onassis
abc
De laatste (vierde) ‘monsieur Onassis’ was playboy Thierry Roussel. De consumptie van hun huwelijk duurde ongeveer driekwart jaar (een record voor mevrouw Onassis, wier drie eerdere huwelijken elk in minder dan een maand waren stukgelopen). De scheiding werd drie jaar later uitgesproken. Ze vertelde zelf rond dat Roussel haar toen al zevenenvijftig miljoen dollar had gekost; hij eiste voor de scheiding nog eens vijftig. Ze bleef van hem houden, en beloonde zijn bereidwilligheid om via een spermabank zaad af te staan met een Ferrari Testarossa van 160.000 dollar. Het tweede kind dat ze zo graag wilde, is er niet gekomen. Op 19 november 1988 werd ze dood aangetroffen in een halfvol bad in haar hotelkamer in Buenos Aires. Hoewel ze wel het type was geweest dat teleurstellingen in de liefde beantwoordde met een dramatische overdosis slaappillen, was de doodsoorzaak waarschijnlijk een acuut longoedeem, mogelijk gevolgd door een fataal hartinfarct. Ze werd achtendertig jaar.
Nigel Dempster wordt door de uitgever voorgesteld als ‘journalist van de Daily Mail’ en is als beheerder van de gossip-column ongeveer van het kaliber van Henk van der Meyden. Dat Christina weer eens ‘de hemel te rijk is’ als zij ‘in het huwelijksbootje stapt’ (dat bootje vaart steevast ‘op de klippen’) ligt misschien aan de vertaling, maar de toonzetting is onmiskenbaar jankerig, vol meegevoel met Christina's rijke armoede. Dempster gaf zijn biografie (‘het levensverhaal van een vrouw die een immens fortuin, maar weinig geluk erfde’) als ondertitel mee ‘Een moderne Griekse tragedie’. Dat klinkt stijlvol, maar origineel is het niet. Peter Evans, op wiens research voor Ari, The Life & Times of Aristotle Socrates Onassis (1986) Dempsters Christina Onassis gebaseerd is (de hoofdlijnen staan allemaal al in het laatste hoofdstuk van Evans' Ari), gebruikte de suggestie al door boven elk van zijn hoofdstukken levenswijsheden van Plautus, Homerus, Aristoteles, Cicero, Aristophanes en Seneca te zetten. Dempster keek óók oude jaargangen van Reader's Digest in, en koos John Dryden (‘Elke erfgename is mooi’), Balzac (‘Alles kan worden verwacht en alles kan worden verondersteld van een verliefde vrouw’), Robert Burton (‘Gelukkig wie in korte tijd/De ander tot de echt verleidt’) en Tolstoj (‘Zeggen dat je je leven lang van één mens kunt houden, is zeggen dat één kaars zolang je leeft zal blijven branden’). Door de verbijsterende platheid van hun subjecten is er aan beide boeken verder weinig gedistingeerds, en niet erg veel dat zich als ‘klassieke tragedie’ laat benoemen. Zowel in het leven van de vader als dat van de dochter is geen innerlijk conflict tussen recht en onrecht aan te wijzen
dat hun lot ‘tragisch’ zou maken. De ‘tragiek’ van Ari Onassis was de jaloerse haat waarmee hij zijn zwager Stavros Niarchos trachtte te overtreffen, de ‘tragiek’ van zijn dochter Christina is dat ze behalve zijn fortuin ook zijn botte zelfzucht en grenzeloze immoraliteit erfde. Aan slechte mensen is niets verhevens. Onassis stikte bijna letterlijk in zijn haat (niet kunnen slikken had hem al voor zijn dood in 1975 gesloopt); Christina's in het oog van de wereld lopende ongelukkigheid was geheel zelf verdiend: we moeten streng zijn in die dingen. Niet dat er dan geen reden voor medelijden zou overblijven. Het bezit van een ondeugdelijk karakter maakt niemand benijdenswaard. Ik kwam het ooit tegen in een filosofielexicon, onder ‘geluk’: ‘Nicht von äußern Umständen, nicht von äußern Zufällen hängt das Glück, die Freude, die Heiterkeit eines Menschen ab, sondern von seinem Charakter.’