Impulsen
Ergens staan, op het eerste gezicht wat willekeurig, twee lijsten met boeken die blijkbaar in een bepaald leerjaar in de klas zijn behandeld of gelezen moesten worden. Maar er is geen willekeur: de keuze is veelzeggend, en vooral de kanttekeningen erbij laten voortreffelijk zien wat kinderen destijds van hun opvoeders hoorden te denken: een boek van Henri Borel heet van een ‘allerfijnste, allerteerstgeweven schoonheid’, maar bij Colomba van Prosper Mérimée staat: ‘alles verkeerd, geen rekening gehouden met christelijke vergevingsleer’. Als men Forum nog niet begreep, dan nu.
Zwarte sneeuw laat een meisje en een jonge vrouw zien in onwetendheid, in verwarring en in wording. Ze steekt veel op van anderen en elders, onder meer in Amsterdam, van boeken en beeldende kunst, maar ze is toch vooral een geest die zich, dankbaar voor deze impulsen, uit zichzelf ontvouwt. De terugblik die het eigen leven tracht te wegen en te verklaren, is minder noodzakelijk wanneer er geen breuken in het verleden aan te wijzen vallen, of als wat indertijd een breuk leek (het ouderlijk huis verlaten, de kerk en de negentiende-eeuwse moraal afzweren), achteraf een voortzetting blijkt te zijn.
Christine D'haen heeft in haar autobiografie, die er geen is, met grote behendigheid anekdoten gemonteerd die haar oude en haar nieuwe wereld, én het levenstraject daartussen overtuigend in beeld brengen. Dat is gedaan met groot gevoel voor poëzie - wat anders? -, met groot gevoel voor het vertellen van een verhaal, ook al lijkt dat verhaal te ontbreken, en met veel andere kwaliteiten waaronder gevoel voor humor niet de minste is. Sommige van haar collegaschrijvers worden heel geestig geportretteerd, en ik heb speciaal moeten lachen om mijn oude leermeester Garmt Stuiveling, die bij een rondleiding door het paleis op de Dam telkens interrumpeerde, en toen men zich daaraan begon te ergeren tegen koningin Juliana zei: ‘Ja Majesteit, ik kan het ook niet helpen dat ik alles zo goed weet.’ De anekdote is te mooi om waar te zijn, maar ik hoor het hem zeggen.
De titel Zwarte sneeuw komt tweemaal in het boek voor, eerst als een detail, roet uit de schoorsteen van een schip, daarna in een passage over de winterse begrafenis van een vroegere leerlinge, een meisje aan wie Christine D'haen al eens een buitengewoon ‘grafgedicht’ heeft gewijd (te vinden in de bundel Onyx van 1983). ‘Bij iedereen die Bérénice zag, stokte de adem even’ - geen wonder dat zij in het werk van Paul de Wispelaere, ooit collega van Christine D'haen, zo'n hoofdrol speelt. Hier figureert zij in een hoofdstuk ‘Dood’: in dit boek over winst in het eigen leven de keerzijde, de verliespost.
Nee, Zwarte sneeuw is in de verste verte geen moeilijk boek. Het is eigenzinnig, maar dat is een deugd. Wie zo trefzeker, tegelijk sober en gul te werk gaat als Chirstine D'haen, heeft inderdaad aan een half woord voldoende. De lezer hoeft om van al die kralen een ketting te rijgen, niets anders te doen dan te lezen - ofte wel een goede verstaander te zijn. Dus: wat let u?
■