Wrok van de buitenkant
‘Isabelle’: een krantenbericht over schoonheid en lelijkheid
Isabelle door Tessa de Loo Uitgever De Arbeiderspers, 127 p., f 24,90
Carel Peeters
Een bepaalde thematiek vraagt om een bepaald perspectief van de verteller. Hoe goed Tessa de Loo zich in Isabelle ook heeft proberen in te leven in de gedachtenwereld van haar hoofdpersoon Jeanne Bitor, die wereld is zo bijzonder dat het verhaal het beste toch van haar uit verteld had kunnen worden. Dat zou dan een ander, raadselachtiger verhaal hebben opgeleverd. Nu wordt het verhaal gedaan door een verteller die alles weet van haar personages, ook van hun onderlinge verhoudingen. Dat levert wel een allesomvattende blik op, maar alles blijft daardoor ook teveel buitenkant. Dat is jammer omdat Tessa de Loo duidelijk zo ver mogelijk is gegaan met haar verplaatsing in het innerlijk van haar personages, maar ze was veel dichter bij de wrok van Jeanne Bitor gekomen als we het verhaal eenzijdiger, verwarder, fragmentarischer, listiger en treuriger uit haar mond te horen hadden gekregen.
Het perspectief van binnenuit zou overtuigender geweest zijn aangezien de wrok van Jeanne Bitor iets heel vertrouwds en tegelijk iets onbekends betreft: Jeanne Bitor beschouwt zichzelf al vanaf haar jeugd als een afschuwelijk lelijke vrouw en heeft ook met alle vernederingen te maken gehad die uit dat idee voortvloeien. Nooit eens het centrum van de belangstelling, jongens en mannen die in paniek raken wanneer ze haar zien, altijd genegeerd. Ze heeft zich in haar hoofd gezet dat zij als schilderes wraak op de schoonheid zal nemen door alleen maar schilderijen te maken over de vergankelijkheid en het verval van de schoonheid. Hiervoor ontvoert ze op een dag de beroemde en beeldschone filmster Isabelle Amable, de verpersoonlijking van die schoonheid die in haar buurt (een dorpse omgeving in de Franse streek Auvergne) regelmatig bij haar ouders logeert. Overdag schildert ze de gevangen, steeds magerder en suffer wordende Isabelle, 's avonds en 's nachts sluit ze haar op in de kelder, geeft haar niet te eten en voorkomt dat ze pogingen doet tot vluchten door de onafscheidelijke aanwezigheid van twee pittbullterriërs.
The beauty and the beast, ben je geneigd te denken, maar the beast is hier een vrouw en de ontvoering is wel een heel krasse daad voor een verhaal dat door een van de personages weliswaar een ‘bizar sprookje’ wordt genoemd, maar dat in alles zijn realistische proporties behoudt. De tegenstelling tussen schoonheid en lelijkheid is hier zo groot, en de rest van het verhaal zó realistisch dat het allemaal onwaarschijnlijk wordt. De afstand tussen de beroemde filmster en de onbekende schilderes is niet te overbruggen. Als personificaties van de schoonheid en de gelijkheid zijn Isabelle en Jeanne niet mythisch genoeg. De wrok van Jeanne Bitor zou veel waarschijnlijker geweest zijn als het zomaar maar een beeldschoon meisje uit het dorp was geweest dat Jeanne alleen al door haar loutere schoonheid van kindsbeen had getergd. Een spectaculaire ontvoering was dan evenmin nodig geweest; de gedetailleerde evocatie van haar wrok over de onrechtvaardigheid van het lot zou genoeg geweest zijn.
Tessa de Loo, tekening Elisabeth van Noorden
Het metafysische thema van de onrechtvaardigheid van het lot dat de een beeldschoon en een ander lelijk maakt (‘aan jouw wieg stond een goede fee, aan de mijne een boze’) is zo groot dat het óf in de vorm van een sprookje gegoten had moeten worden, óf in de vorm van de subtiele miniatuur. De tegenstelling mooi/lelijk kan alleen zo groot worden door een idée fixe van iemand of een obsessie. Daarvan moet bij Jeanne Bitor sprake zijn, maar Tessa de Loo slaagt er met haar realisme niet in er de geheimen van bloot te leggen. Het blijft een papieren tegenstelling.