Paul Bowles
Vervolg van pagina 1
machteloos toezien hoe zij haar gezondheid ondermijnt, en vlucht in zijn reizen en schrijven. Jane Auer wordt verschillende keren door hersenbloedingen getroffen, maar het zal nog tot 1973 duren voordat zij bezwijkt in een kliniek in Malaga. Zeker na de dood van Jane, is Tanger voor Bowles een ‘pocket of suspended time’. Hij leeft er nog steeds, werkt, met onderbrekingen, aan het vastleggen van Maghrebiverhalen, en vermijdt contacten met buitenstaanders.
Een verdienste van Sawyer-Lauçanno is dat hij, tussen een minutieuze beschrijving van Bowles' leven, een schitterend tijdsbeeld schetst van de jaren twintig en dertig. Een periode om jaloers op te worden, waarin veel intellectuelen en kunstenaars deel uitmaakten van een internationale kring, zich makkelijk tussen Europa en Amerika, en in mindere mate ook Noord-Afrika, verplaatsten. Typerend is bijvoorbeeld dat Bowles (en trouwens ook Jane) in Parijs in het Frans begint te schrijven. Als jonge man met weinig connecties kreeg Paul Bowles eigenlijk zonder veel moeite toegang tot de coryfeeën van die tijd: hij bracht avonden door met Gertrude Stein, Ezra Pound, Jean Cocteau, ontmoette Christopher Isherwood in Berlijn, en Krishnamurti in Nederland, kreeg een aanbod voor compositielessen bij Paul Dukas en Nadia Boulanger, maakte kennis met Miró, Kurt Schwittersen vele anderen.
Passie, in de gebruikelijke zin, lijkt Paul Bowles vreemd te zijn geweest. Sawyer-Lauçanno maakt het aannemelijk dat Bowles nauwelijks seksuele relaties heeft onderhouden, noch met Jane, noch met andere vrouwen of mannen, hoewel hij in een uitgesproken homoseksueel milieu verkeerde en af en toe koketteerde met zijn (vermeende) verhoudingen, met Copland bijvoorbeeld. Ook van platonische liefdesrelaties lijkt nauwelijks sprake. Misschien is dat de tragiek van een man die zo gepreoccupeerd was met zijn eigen wereld, met zijn eigen talenten en wegen om die vorm te geven, dat hij geen ruimte kon bieden aan anderen. In die zin maakt de biografie van Bowles ook iets duidelijk over het functioneren van veelzijdige persoonlijkheden. Hoewel alle critici (en ook Sawyer-Lauçanno) zich erover verbazen, vind ik het niet toevallig dat Bowles' autobiografie, Without Stopping, uit 1972, zo'n zinloze opsomming van namen en plaatsen lijkt. Alles wat hij had willen uitdrukken, had hij al gedaan, in woorden en in muziek, en daar was niets aan toe te voegen. Juist de extreme soberheid waarmee Bowles de meest tragische feiten, zoals de achteruitgang in Janes gezondheid, op een rij zet, heeft dezelfde magische werking als zijn verhalen. Een andere geheime binnenwereld is er niet.
In de loop der jaren is rondom Paul Bowles een groot aantal mythen ontstaan. Zijn karige en geïsoleerde (telefoonloze!) leven, zijn strikte routine en het veelvuldig gebruik van kif gelden als bevestiging van een mysterieus innerlijk, een stille kracht die de schrijver uit zou stralen. Veel meer lijkt me dat het unieke karakter van Paul Bowles ligt in de veelheid van zijn talenten, en zijn onvermogen om zich helemaal te geven in één vorm. De wereld van Bowles bestaat uit een onafgebroken conflict tussen zijn creatieve talenten en de eisen van de buitenwereld. Het is typisch voor Bowles dat hij dat conflict alleen op indirecte wijze, in zijn literaire werk, heeft verwerkt. Voor wie The Invisble Spectator heeft gelezen, is dit conflict echter onmiskenbaar aanwezig in de figuur van de ontheemde westerling die nooit andere culturen zal doorgronden en voor wie tegelijk de terugkeer naar het vaderland en/of het ouderlijk huis ondraaglijk is, of in het overweldigende, desolate landschap dat zo lijkt op het landschap van de geest waarin de mens kan verdwalen. Het zijn deze onderwerpen en hun magistrale uitwerking die het proza van Paul Bowles een niet aflatende actualiteit geven.
■