Ontgoocheling en verslagenheid
Tijdens zijn laatste reis doet Bolívar vele vertrouwde plaatsen aan. Ze voeren de uitgeputte, onthechte man terug naar vroeger, naar de periode waarin er zowel voor hem als voor zijn land een hoopvolle toekomst achter de horizon leek te gloren. Omdat deze periode alleen door middel van terugblikken wordt beschreven, heeft ze haar oude glans verloren: alles is doortrokken van het latere verval. Hierdoor is De generaal in zijn labyrint een buitengewoon sombere levensbeschrijving geworden: de ontgoocheling en de verslagenheid van de laatste maanden zetten tevens de toon voor de bewogen, heldhaftige periode die daaraan vooraf is gegaan. De enige troost kan misschien worden gevonden in het feit dat het een leven is geweest ‘dat zich nooit meer, tot in alle eeuwigheid, zou herhalen’.
Het zijn de laatste woorden van de roman. Ze zullen bij velen het apodictische slotakkoord van Honderd jaar eenzaamheid in herinnering roepen: ‘want de geslachten die veroordeeld waren tot honderd jaar eenzaamheid, kregen geen tweede kans op aarde’. Maar geen groter verschil tussen de zwier waarmee de geschiedenis van de Buendía's gestalte krijgt en de zware, donkere wijze waarop dat met Bolívars levensgeschiedenis gebeurt. Deze logge somberheid doet nog het meest denken aan De herfst van de patriarch, dat eveneens over de eenzaamheid en de ontreddering van een man in hei labyrint van zijn macht gaat, al moet De generaal in zijn labyrint het stellen zonder de barokke woordenpraal en de hyperbolische wereld in Márquez' ambitieuze dictatorroman.
Honderd jaar eenzaamheid en De herfst van de patriarch zijn niet de enige romans van Márquez waaraan De generaal in zijn labyrint voortdurend herinnert. Zo doet Bolívar, de zieke, uitgerangeerde generaal, denken aan de oude vergeten kolonel die nooit post krijgt, wiens lichamelijke kwalen bovendien op dezelfde plastische wijze worden beschreven als die van de legendarische vrijheidsstrijder. Het thema van de ouderdom is ook de spil van Márquez' vorige roman, Liefde in tijden van cholera, waarin de Magdalena-rivier overigens ook een sleutelrol speelt.
Met dit sprankelende, aanstekelijke liefdesverhaal leek de schrijver een nieuwe weg te zijn ingeslagen: voor het eerst liet hij zijn verhaal uitmonden in een slot dat je - met een slag om de arm - een ‘happy ending’ zou kunnen noemen: de twee oude mensen die een leven lang op elkaar hebben moeten wachten krijgen elkaar ten slotte. De toekomst die het innemende paar na de laatste pagina te wachten staat, kan met een gerust hart tegemoet worden gezien.
Het zal inmiddels duidelijk zijn dat Márquez met De generaal in zijn labyrint verrassend genoeg is teruggekeerd naar het uitzichtloze defaitisme waarvan bijna al zijn romans vóór Liefde in tijden van cholera zijn doordrenkt. De somberheid krijgt bovendien extra gewicht omdat de zwierige stijl, de kleurrijke personages en de groteske overdrijvingen dit maal ver te zoeken zijn. Nu is het niet voor het eerst dat Márquez zijn exuberantie inruilt voor ingetogenheid - zie bijvoorbeeld De kolonel krijgt nooit post en Het kwade uur - maar deze keer is het resultaat minder gelukkig dan anders. Oorzaak is enerzijds de krampachtige nauwgezetheid waarmee het boek is geconstrueerd en anderzijds de weinig gelukkige wijze waarop Márquez zijn eigen werk heeft geplagieerd. Zoals uit het voorafgaande al blijkt, is er in De generaal in zijn labyrint heel veel van Márquez' vorige boeken te vinden. Daar is op zichzelf natuurlijk niets op tegen, maar het blijft bij echo's: een krachtige stem laat zich niet horen. Om dat duidelijk te maken is het voldoende om Bolívar naast een andere legendarische vechtersbaas uit Márquez' wereld te zetten, kolonel Aureliano Buendía. Waar Aureliano ontroert en beklemt, daar blijft Bolívar een vlak personage. Zijn tragiek is duidelijk, maar blijft op afstand.