Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
De B van Bemazzel door Sal Santen Uitgever De Bezige Bij, 150 p., f 26,50Wim VogelIn een brief uit 1917 beklaagt Rosa Luxemburg zich over de consequenties van haar politieke keuzen. Van een privé-leven blijft weinig over. Zij maakt zich druk om de wereld gelukkiger te maken, maar heeft geen tijd haar stervende vader te bezoeken. ‘Als ich von Paris zurückkam, war er schon seit einer Woche begraben. Jetzt wäre ich natürlich klüger, aber man wird ja meist klüger, wenn's zu spät ist.’ De B van Bemazzel heeft dat brieffragment van Rosa Luxemburg als motto. Een typerende keuze omdat ook Santen zich in zijn leven herhaaldelijk geplaatst zag voor dit soort tragische dilemma's. Voor de Tweede Wereldoorlog was hij actief voorTrotsky's Vierde Internationale, in de oorlog verzette hij zich politiek én praktisch, daarna steunde hij openlijk de Algerijnse bevrijdingsoorlog en hij belandde daardoor in een Nederlandse cel. Wat dit alles betekend heeft voor zijn vrouw en kinderen, laat zich raden. De grote tragiek in het leven van Sal Santen is de uitroeiing van zijn joodse familieleden. En het is juist de onvermijdelijkheid van die ondergang waar hij geen vrede mee kan hebben. In iedere nieuwe roman ordent hij bekende gegevens anders, voegt hij details toe in de hoop een rechtvaardiging te vinden ook voor eigen keuzen. Hoe hopeloos die poging blijft, klinkt door in een uitspraak die direct verwijst naar het brieffragment van Rosa Luxemburg: ‘Voor anderen maak ik me te sappel, en voor mijn eigen familie heb ik godverdomme niets kunnen doen.’ Nederlandse romans over de Tweede Wereldoorlog zijn bijna zonder uitzondering slachtofferromans. In zijn lezing Oorlog en Literatuur (1985) kwam W.F. Hermans tot de conclusie dat de oorzaken daarvoor gezocht moeten worden in de geschiedenis en in de kleinheid van ons land. Nederland was militair én mentaal niet voorbereid op massaal geweld. Ook politiek geëngageerden als Santen (of zijn schoonvader Henk Sneevliet) hadden nauwelijks in de gaten hoe de Duitsers stap voor stap de Endlösung voorbereidden. Voorkwam je verdere narigheid door die verdomde sterren dan toch maar te dragen? Was het verstandig om je te melden als jood? Moest je om je vrouw, je kinderen, je kameraden te vrijwaren van vervolging gehoor geven aan een oproep? Vragen die ook in De B van Bemazzel terugkeren en die de auteur nog steeds een verlammend schuldgevoel bezorgen. Het eerste van de dertig korte hoofdstukken heeft als titel ‘Psychoanalyse’. Santen meende dat zijn impotentie het gevolg was van de bezetting. De analyse confronteert hem met zijn angst voor autoriteiten, vergroot echter ook zijn zelfrespect en helpt hem tenslotte ook af van de voortdurende seksuele mislukking. Niettemin is ook die psychoanalyse een bron van onvrede. Op advies van zijn geneesheer stopt Santen enige tijd met zijn politieke activiteiten. Een besluit dat honend commentaar tot gevolg heeft: ‘Wachten totdat je je zieltje voldoende hebt uitgeperst? De strijd voor de revolutie moet maar zolang geduld hebben. Het illegale werk kan wel blijven liggen tot dat Sal Santen een keertje zo ver is met zijn gevoelsprobleempjes. Lafheid is het, anders niet.’ | |
Sociale geschiedschrijvingDoor zijn huwelijk met Bep, zijn niet-joodse vrouw aan wie de roman is opgedragen, loopt hij minder direct gevaar dan andere joden. Wel wordt hij tewerkgesteld in Diever, in het ‘gekkenhuis’ Port Natal in Assen. Hij werkt voorde Joodse Raad, door hem Joodse (Ver)raad genoemd, hij werkt op Schiphol en in 1944 ook nog aan de kanobaan in het Amsterdamse Bos samen met professor Bregstein, eens rectormagnificus van de Universiteit van Amsterdam, en met Paul Goodwin, de violist. Door zijn uitzonderingspositie werd Santen de machteloze reporter die een ooggetuigenverslag geeft van de arrestatie van zijn moeder (‘Als er een God bestaat is het een antisemiet’), van de deportatie van zijn vader. Hij noteert het optimisme van de achterblijvers: ‘Als het zo erg was als zij veronderstellen, hadden de Engelsen het allang voor de Engelse zender bekend gemaakt. Dan zouden ze de spoorlijn naar Westerbork, en die van Westerbork naar Duitsland elke nacht bombarderen. Een koud kunstje voor ze. Dacht je nou heus dat ze ons aan ons lot overlieten?’ Schrijnende zinnen die doen denken aan Strepen aan de hemel van Durlacher. Santen ‘verslaat’ ook de Februaristaking van 1941, de ondergang van Henk Sneevliet en de hongertochten die hij met de nodige mazzel tot een goed einde weet te brengen zodat de tragische familiekroniek ook het karakter krijgt van sociale geschiedschrijving. De B van Bemazzel, de letter die volgens zijn vader en volgens zijn vrouw in Santens paspoort stond, beschrijft feiten en geeft impressies die soms zelfs letterlijk overgenomen zijn uit Jullie is jodenvolk (1969) en uit Stormvogels (1976). Toch is er een nieuwe, aangrijpende roman ontstaan die ervaringen probeert te verwoorden waar eigenlijk geen woorden voor zijn. Het lange gedicht ‘Kaddisj van een ongelovige’ sluit de roman af en vat hem nog eens samen. De laatste strofe luidt:
Je loopt en je hoopt, met je smart en je haat,
Jij dwaas, die niet naliet van liefde te dromen,
't Is alles voorbij, ook je droom werd ontnomen,
Wat blijft is het leed, onze eeuwige maat...
■ |
|