Droevig makend recept
Hoe groot de verdiensten van Ackerley als redacteur ook waren, in zijn biografie vormen zijn jaren bij The Listener niet echt spectaculaire leesstof. Hetzelfde geldt tegen alle verwachtingen in voor zijn liefdeleven. In My Father and Myself wist Ackerley de honderden jongens die door zijn handen gingen, prachtig samen te vatten in zijn relaas van de lange, vergeefse zoektocht naar De Ideale Vriend; in Parkers biografie komen ze chronologisch aan bod en zijn ze al snel niet meer uit elkaar te houden. Omdat geen van de jongens beantwoordde aan Ackerleys platonisch ideaal, verliepen de meeste van zijn affaires volgens eenzelfde, droevig makend recept: wild enthousiasme, onrust, desillusie.
Aan de lezer van Parkers boek dringt zich op een gegeven moment de vraag op of Ackerley wel in staat was iemand lief te hebben; en het is precies die vraag die Ackerley zichzelf af en toe durfde te stellen. Na de dood van Queenie probeerde Ackerleys halfzuster Diana Petre (die met The Secret Orchard of Roger Ackerley een schrijnend boek schreef over het tweede gezin van Ackerleys vader) hem te troosten door te vragen of hij zich niet aan een nieuwe hond wilde wagen. Ackerley zei nee. Waarop Diana zei: ‘Ik weet zeker van wel, weet je. Iemand als jij, so full of love...’, en terwijl ze dat zei, realiseerde ze zich voor het eerst dat dat nu juist niet het geval was: ‘Hij gaf me een blik - ik zal het nooit vergeten - en hij zei: “Denk je werkelijk dat ik een liefdevol iemand ben?” (...) “Maar natuurlijk!” Hij wist dat ik het niet meende. Er volgde een dodelijke stilte.’
Ackerley in 1950 met May Buckingham, E.M. Forster en Robin Buckingham
Misschien was Ackerley niet in staat om liefde te geven, maar hij vroeg er wel voortdurend om. Er valt veel te zeggen voor de opvatting dat Ackerley zijn geluk eigenhandig saboteerde. Voortdurend werd hij geplaagd door spijtgevoelens (‘I've always been addicted to remorse’), manoeuvreerde hij zichzelf in situaties (met zijn wereldvreemde moeder, zijn neurotische zuster, zijn onbetrouwbare en altijd heteroseksuele minnaars, en ook met zijn hond) die hem gegarandeerd veel verdriet en ellende bezorgden. Uit de biografie die Parker schreef, rijst het beeld op van een man die, met al zijn zelfspot en ironische distantie, gevangene bleef van zichzelf.
Je kunt je afvragen in hoeverre Ackerleys seksuele geaardheid hierbij een rol speelde. Ackerley voelde zich over veel dingen schuldig, maar niet over zijn homoseksuele driftleven. Bedeesde vrienden als Forster hielden hun hart vast wanneer hun weer een riskante en schaamteloze escapade van Joe ter ore kwam. Aan de andere kant stelt Parker terecht dat Ackerley zijn hele leven lang iedere keer dat hij de liefde bedreef, een misdaad begin waarvoor hij een flinke gevangenisstraf kon krijgen; en vanzelfsprekend waren in een dergelijk moreel klimaat langdurige en stabiele verhoudingen tussen mannen zeldzaam.
Wie de levensloop van veel van Ackerleys homoseksuele vrienden en kennissen kent, weet dat een herdershond als vaste vriend zo gek nog niet was. ‘The middle age of b.....s (buggers, dat wil zeggen flikkers) is not to be contemplated without horror,’ noteerde Virginia Woolf in haar dagboek, toen ze zag hoe E.M. Forster op zijn drieënveertigste leed onder het troetelige schrikbewind van zijn bejaarde moeder. En aan het eind van zijn biografie van Joe Ackerley tracteert Parker zijn lezers - bijna tussen de regels door - op een vignet dat op een wonderlijke manier zijn hele boek lijkt samen te vatten. Tijdens de laatste jaren van zijn leven logeerde Ackerley bij een oude, humeurige vriend, de antropoloog Geoffrey Gorer. Deze bracht hele middagen op zijn gazon door, turend naar het openbare pad dat door zijn land liep. Wanneer een hond of een kind het waagde ook maar een stap van het pad af te wijken en zodoende het landgoed van Gorer betrad, onderbrak hij zijn gesprek met Ackerley, sprong hij op, en begon hij woedend met zijn stok te zwaaien en te brullen. Ackerley, zo meldt Parker, vond het gedrag van zijn vriend afschuwelijk, maar het lijkt me sterk dat de schrijver van My Father and Myself er niet een glimp van de ironische waarheid over zijn eigen leven in zag.
■
Penguin herdrukte onlangs twee boeken van J.R. Ackerley: We Think the World of You (f 22,95) en my Dog Tulip (f 22,95).