Vrouwenhaat in de jaren tachtig
Onbedoelde gevolgen van de emancipatie
Misogynies door Joan Smith Uitgever Faber & Faber, 192 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 44,-
Bernadette de Wit
Joan Smith
Een van de populairste filmgenres uit de jaren tachtig was de zogenaamde slasher movie, films in het voetspoor van Psycho. In 1960 schokte de bloederige douchescène het voltallige filmpubliek; twintig jaar later beleven we een decennium waarin elke bekende actrice grossiert in bed-, douche- en liftscènes vol doodsangst. Het gaat niet zonder meer om een toename van geweld op het witte doek, die verklaring zou te algemeen zijn. De feministische acties tegen Dressed to Kill en He Knows You 're Alone, begin jaren tachtig, waren er niet voor niets en hadden net zo goed gevoerd kunnen worden tegen Bad Timing, The Night Porter en Body Double. Of tegen Jagged Edge (succesvolle advocate wordt eerst volledig geestelijk afgebroken en sterft daarna op gewelddadige wijze in bed) en Fatal Attraction (wellustige carrièrevrouw maakt hoeksteen kapot en ontpopt zich als moordlustige heks). Elke vrouw verlaat na afloop van zo'n slasher movie angstig, of op zijn minst onaangenaam getroffen de bioscoop, terwijl mannen zich door Rambo of Cobra alleen maar gesterkt voelen in hun mannelijke identiteit (voor zover dergelijke pulp hen niet onverschillig laat).
Wat deze films anders maakt dan gewone knokfilms is vrouwenhaat, betoogde de Engelse schrijfster Joan Smith in haar column in The New Statesman. Die columns zijn gebundeld en ze gaan allemaal over misogynie, de haat tegen vrouwen en vrouwelijke eigenschappen. Joan Smiths boodschap is niet nieuw, zeker niet voor wie zijn klassieke feministische auteurs kent, maar het feminisme heeft vooralsnog aan actualiteit niets ingeboet. Met de vrouwelijke bewustwording kwam ook de misogyne reactie, zoals Joan Smith met vele voorbeelden overtuigend aantoont.
Randy Roberts in de film ‘Wicked, Wicked’ (1973)
Zoveel films over onafhankelijke vrouwen die uiteindelijk worden vernederd of vermoord, dat geeft te denken. De teneur is gelijkluidend: seksueel actieve, zelfstandige vrouwen zijn slecht of roepen onheil over zich af, omdat ze mannen tot het uiterste drijven. Het thema van een navenante serie thrillers, waarin sterke vrouwen worden afgeschilderd als indringers in een mannenwereld, die hun verleidingskunsten en seksuele kenmerken inzetten om macht te veroveren, is al even ondermijnend voor de belanghebbenden van de huidige emancipatiegolf. Het komt volgens Smith allemaal doordat zowel de meeste mannen als veel vrouwen een crisis doormaken, nu de oude zekerheden op m/v-gebied niet meer gelden. Misogynie is dan ook geen exclusief mannelijke aangelegenheid en Thatcher is niet het enige vrouwelijke voorbeeld. Smiths oordeel over de IJzeren Dame is hard: Thatcher liegt als ze vrouwen voorhoudt dat ze niet moeten zeuren over de zogenaamde dubbele belasting en dat het slechts een kwestie is van goed organiseren. Het voorspoedige verloop van haar eigen politieke carrière dankt Thatcher aan het feit dat ze nooit heeft hoeven werken. Het vermogen van haar man Denis stelde haar van meet af aan in staat kinderjuffrouw, chauffeur en secretaresse te financieren. Welke andere politica beschikt over deze vrijwel exclusief mannelijke emolumenten?
De meeste columns cirkelen om de vérstrekkende gevolgen van die crisis van de mannelijkheid. In tegenstelling tot vrouwen reageren mannen hun ongenoegen niet op zichzelf af, maar ze projecteren het op wie in hun ogen de veroorzakers zijn. Vrouwen die aanspraak maken op zowel een loopbaan, een solidaire minnaar als ook nageslacht zijn ‘onredelijk’ en moeten worden gestraft in een seksistisch getinte revanche-actie. Eenmaal kapotgemaakt kennen de mannen hun vrouwtjes weer en heus, ze zijn niet gevoelloos, want in die kwetsbare staat verlenen ze graag de mannelijke bescherming waar een fatsoenlijke vrouw recht op heeft. Ziedaar het door Joan Smith ontrafelde scenario van veel modern entertainment, dat zorgwekkend veel overeenkomsten vertoont met de werkelijkheid.
De schrijfster stoort zich bovenal aan de onnatuurlijke scheiding tussen de seksen in onze cultuur, die vrouwen in een onmenselijke uitzonderingspositie gevangen houdt. Een extreem voorbeeld van waar dat toe leidt is te lezen in de column over de liedjes die USAF-bommenwerperpiloten zingen, om de moed erin te houden. ‘Reading our porno and picking our asses / Checking our forms out and passing our gasses / Silver Sleek B-61's slung below / Nuclear war and we're ready to go’, luidt bijvoorbeeld een couplet. In een ander lied verschijnt de vijand in de gedaante van een dode (sic) prostituée, opwindend en afstotelijk tegelijk. Het wordt tijd dat mannen ook eens gaan protesteren tegen dat gruwelijke verband tussen een wereldoorlog en de, al even zinloze, oorlog tussen mannen en vrouwen, zegt Smith en het is natuurlijk nooit weg dat dergelijke uitspraken in The New Statesman worden afgedrukt.