Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Jan Fred van WijnenHet wordt tijd voor wat duidelijkheid rondom Martin Ros, wiens activiteiten zich alleen maar lijken af te spelen in een wolk van hele en halve zeepbellen. Wat is er toch aan de hand met de Martin Ros Bibliotheek van uitgeverij De Prom/Bosch & Keuning, die elk jaar drie door Martin Ros te selecteren boeken uit het fin-de-siecle zou uitgeven? In de zomerprospectus werd het eerste deel aangekondigd: Dagboek van een kamermeisje van Octave Mirbeau, een boek dat Ros in 1966 had vertaald. Na een bericht hierover in deze rubriek, waarin er ook op werd gewezen dat Martin Ros nog altijd hoofdredacteur is bij uitgeverij De Arbeiderspers, ontkende Ros in een ingezonden brief dat er zo'n bibliotheek bestond of zou komen. Volgens Wim Hazeu, directeur van De Prom, was dat iets te krachtig uitgedrukt, want Ros zou alleen maar hebben besloten ‘wat gas terug te nemen’. Het zouden nu niet meer drie titels per jaar zijn, maar twee. Dagboek van een kamermeisje is nu verschenen, maar zonder de opdruk Martin Ros Bibliotheek. Ros: ‘Dat klopt. Ik ben er ook niet meer bij betrokken. Ook niet als adviseur. Zelfs niet officieus.’ Wim Hazeu heeft de hoop nog niet opgegeven: ‘Ik wacht gewoon af of Ros zich aan zijn belofte houdt. Hij heeft me nog geen brief gestuurd waarin hij schrijft dat hij ermee stopt.’ Zonder Ros, zegt Hazeu, houdt ook de bibliotheek op. Evenmin is er duidelijkheid over dat TROS-televisieprogramma over boeken, dat Ros zichzelf al een jaar geleden heeft beloofd. Het blijkt dat de zaak is doorkruist door zijn eigen ‘contactering’ met ‘zendgemachtigden-in-spe’. Ook dat heeft nog niets opgeleverd. Bovendien hoopt Ros toch het meest op de TROS, ‘omdat de reikwijdte van zenders als TV10 en Veronique voorlopig nog niet zo groot is.’
Geschrokken las Anton Korteweg, directeur van het Letterkundig Museum en voorzitter van de Jan Campertstichting, in deze rubriek waarom Jeroen Brouwers op 15 december niet naar Den Haag wil komen om de Bordewijkprijs van zesduizend gulden in ontvangst te nemen voor zijn boek De Zondvloed (de Jan Campertstichting reikt zes verschillende prijzen uit, waaronder de Bordewijkprijs, die tot 1978 de Vijverbergprijs heette). De jury zou zijn vergeten dat Brouwers al in 1967 dezelfde prijs had gekregen voor zijn romandebuut Joris Ockeloen en het wachten, waarmee de indruk was gewekt dat hij sindsdien in artistiek opzicht was blijven stilstaan. Dat zat Korteweg dwars. Nota bene, onder toezicht van het Letterkundig Museum werd het boek Nederlandse Literaire Prijzen samengesteld - alsof hij het daarin niet had kunnen opzoeken. Hij schreef Jeroen Brouwers een brief waarin hij vertelde dat hij dat van die prijs al lang wist en dat het boek gewoon heel goed was, kortom: ‘een reisje naar het westen waard’ (Brouwers woont dichtbij de Duitse grens). Wilde hij Brouwers toch nog overhalen? ‘Nee,’ zegt Kortegweg, ‘we hadden niet de illusie dat hij op zijn besluit zou terugkeren. We wilden gewoon laten weten dat we het wel degelijk wisten.’ En Jeroen Brouwers: heeft de brief hem milder gestemd? Integendeel: ‘Ik ben teleurgesteld dat Korteweg zo'n brief naar Vrij Nederland doorstuurt. Ik kom zeker niet op mijn beslissing terug.’
Jarenlang vertrouwde K.L. Poll, literair redacteur bij NRC Handelsblad en oprichter en enige redacteur van het literaire tijdschrift Hollands Maandblad, zijn boeken toe aan uitgeverij Meulenhoff. Die gaf ook het Hollands Maandblad uit, evenals de al enkele jaren inactieve Hollands Maandblad-bibliotheek, een serie boeken van medewerkers aan het tijdschrift. Dat is allemaal voorbij. In oktober verschijnt Polls volgende boek, De Gouden Lamp, (een bundeling van stukken en essays) bij uitgeverij Veen. Vanaf 1 januari 1990 verschijnt ook het Hollands Maandblad bij Veen en er zijn al plannen om zelfs de HM-bibliotheek weer op te vatten, bij Veen. Poll zal dan als ‘adviseur’ zijn verbonden aan de serie, die moet bestaan uit essays, pëezie en verhalen. Wat is er mis met Meulenhoff? In de eerste plaats, zegt Poll, ‘was Meulenhoff niet zo over mijn nieuwste boek te spreken.’ In de tweede plaats waren de betrekkingen met Meulenhoff ‘niet zo goed.’ Vorig jaar ontdeed Meulenhoff zich van het Hollands Maandblad. Volgens Poll vond men de stukjes van twee jonge Amsterdamse medewerkers Bindervoet & Henkes ‘geen aanwinst voor het blad’, vooral omdat ze nogal wat aanmerkingen hadden op de kwaliteit van De Gids, een ander literair tijdschrift dat door Meulenhoff wordt uitgegeven. Meulenhoff geeft als reden op dat er teveel geld bij moest, dat Poll niet tegemoet wilde komen aan hun uitdrukkelijke verzoek om een tweede redacteur naast zich te dulden en dat hij ‘de formule niet wenste te vernieuwen’.
Na de ruzie met ‘de weduwe’, die de publikatie van het boek onmogelijk wilde maken, en de ruzie met de recensenten, die het boek zonder uitzondering hebben gekraakt, kreeg Hans Visser, de auteur van Simon Vestdijk, een schrijversleven, ook nog ruzie met zijn uitgever, en wel over de vraag of hij de auteur was van de biografie. Op 16 oktober houdt de rechtbank van Utrecht een getuigenverhoor over, enerzijds, de claim van Hans Visser dat zijn uitgever hem nog een honorarium van f 62.000 gulden verschuldigd is, en anderzijds de claim van uitgeverij Kwadraat dat het hele boek destijds zo ingrijpend moest worden herschreven door free-lance redacteur Emanuel Overbeeke, dat de auteursrechten nu berusten bij de uitgever. Volgens Hans Visser kwam de uitgever pas met een contract toen de eerste boeken waren verschenen (hij zou er al vele malen om hebben moeten vragen), en volgens dat contract had hij geen recht op een honorarium. De Amsterdamse journalist Max Nord deed een bemiddelingspoging, en daarbij vroeg Visser in zijn vertwijfeling of hij, als hij dan toch geen cent kreeg, tenminste de 6.000 gulden kon terugkrijgen die hij had betaald voor typwerk en een diner na de presentatie van zijn boek. Kwadraat heeft dat toegezegd, volgens Visser, maar zou dat later weer hebben ontkend. Daar klopt niets van, zegt de advocaat van Kwadraat, mr. J.W. Knipscheer: bij die schikking is toegezegd dat hij honorarium zou krijgen als alle kosten zouden zijn terugverdiend, en dat zou pas zijn na volledige uitverkoop van de tweede druk (op dit moment is de eerste druk van 6.000 vrijwel uitverkocht). Visser zou dan f 6.700 krijgen. De Vereniging van Letterkundigen schoot Visser te hulp, en stelde hem haar advocaat mr. Frederik IJff ter beschikking. Op 26 juli 1989 oordeelde de rechtbank van Utrecht in een tussenvonnis dat elke rechtsgrond ontbreekt aan de bewering van Kwadraat, dat Visser nooit een honorarium heeft willen hebben. De rechtbank zal nu bij het getuigenverhoor van 16 oktober uitzoeken welke toezegging is gedaan en bij wie het auteursrecht berust. Het is onzeker of dat getuigenverhoor op 16 oktober zal plaatsvinden. Volgens mr. Knipscheer is de kans ‘zeer groot’ dat Kwadraat hoger beroep aantekent tegen het tussenvonnis van 26 juli, en dan zou de zitting voor onbepaalde tijd worden uitgesteld. Bovendien valt de zittingsdatum samen met de laatste dag van de Frankfurter Boekenbeurs, en daardoor zullen sommige getuigen wel niet kunnen opdagen, denkt Knipscheer. Hij realiseert zich dat uitstel in het voordeel is van Kwadraat, maar verzekert ‘dat er van geen enkele vertragingstactiek sprake is. Het zou niet eens bij me zijn opgekomen.’
Elf dichters, onder wie Simon Vinkenoog, Johnny van Doorn (voorheen the Selfkicker), Wiel Kusters, Rutger Kopland en drs. P. hebben een gedicht geschreven over de Belvédère, een uitkijktoren in het nationale park De Hoge Veluwe. Op 10 september, de Dag van de Belvédère, werden de gedichten voorgedragen. Tijdens het Belvédère-diner in het Arnhemse restaurant Riche merkte literair criticus Ares Koopman dat Johnny van Doorn, getogen Arnhemmer, ‘zat te tobben over hoe het verder moest in het leven’ en toen overwogen zijn vrienden om hem maar het burgemeesterschap van een Veluws dorp aan te bieden. Het werd iets anders: Ares Koopman richtte een comité op om Johnny van Doorn ereburger van Arnhem te maken, als ‘aardigheid’ en omdat Van Doorn met vijf van zijn proza-bundels ‘op zijn eigen wijze had bijgedragen aan de geschiedschrijving van de stad’. Koopman heeft inmiddels vijfentwintig adhesiebetuigingen: van Arnhemmers, van collega-dichters (René Stoute, Simon Vinkenoog), van de uitgever van de dichter (De Bezige Bij) en van Johnny zelf. ‘Dat moet doorgaan,’ had hij volgens Ares Koopman gezegd, ‘al was het maar voor m'n vader.’ Zijn vader is vierentachtig en zit, aldus Koopman, ‘nog steeds te tobben dat Johnny z'n HBS nooit heeft afgemaakt.’ |
|