Boons vertwijfeling
‘Hoe nutteloos is het u te schrijven? Ik kan toch de dingens niet zeggen, die ik eigenlijk zeggen wou. Ik praat maar. Praat, en rijg woorden aaneen als een negerin glazen kralen.’ De eerste twaalf brieven die Louis Paul Boon in de eerste oorlogsjaren schreef aan zijn jeugdvriend Maurice (‘Morris’) Roggeman zijn gedeprimeerd van toon. ‘Louis was bekommerd,’ herinnert Roggeman zich over Boons jaren van werkloosheid, waarin hij zijn vrouw Jeanneke ‘zich de handen stuk’ zag werken terwijl hijzelf ‘af en toe ergens een ruit mocht inzetten of een deur verven’. Jos Muyres en Bert Vanheste verzorgden voor de Maastrichtse uitgeverij Gerards & Schreurs een mooi uitgaafje van Boons Brieven aan Morris, gevolgd door een bouwsteentje voor de biografie: Roggemans Herinneringen (150 p., f 29,50). In januari 1942 vond met het schrijven van De voorstad groeit een ommekeer in Boons leven plaats: ‘Ik heb dan dat boek maar geschreven, het is iets geworden van een twee honderd vijftig bladzijden tekst, maakte er ne komaf mee, want het zou er waarlijk twee duizend geworden zijn ook. En nu het af is, de ene en de andere het leest, bepeins ik, het na een jaar, toekomend jaar sprak de oude, weer eens te herzien, nogmaals om te werken, en... het te laten drukken. En sla me daarom toch niet dood!’ Eigenaardig is dat de bezorgers menen met de brieven ‘niet met literaire hoogstandjes’ van doen te hebben - ze hebben goud in hun handen. De brieven waarin Boon worstelt met het ‘Leven van Vincent’ (het werd de roman Abel Gholaerts) zijn het indrukwekkendst in de pijnlijke beschrijving van schrijvers- (en schilders-) wanhoop: ‘Ach mijn beste, weten dat wij niets kunnen, niets bereikt hebben dan twijfelen en vertwijfelen. Wasserman is een prater. Dostojewski een gek. Doch ik.. ik.. ik. En
ik zal eens op een dag mijn vingers afbijten van onmacht. Tot nu toe bijt ik op mijn potlood in angst en vertwijfeling en pijn en onmacht.’ Als Gholaerts af is, bericht Boon dat ‘moeder en kind’ welvarend zijn, en dat hij onmiddellijk begonnen is aan een nieuw boek: De Kapellekensbaan. De schrijver Boon aan de schilder Morris: ‘Ik moet me kunnen begraven in mijn werk. En dat was het ook juist wat ik aan u voor te stellen had: tracht u te dooden in uw werk, ga in uw werk ten onder, word gek in uw teekeningen en sterf in uw schilderijen.’
DS