Fictieve namen
De paskamermoord is geen objectief boek. Wie begin dit jaar het interview met Van Zaane in de NRC las kan onthouden hebben dat daarin vermeld werd: ‘Op dit moment is Van Zaane samen met twee journalisten bezig een boek te schrijven over zijn strafzaak.’ In het boek staat daarover niets, de twee auteurs worden zelfs niet als journalist geafficheerd en Van Zaane wordt bedankt voor de ruime tijd die hij gegeven heeft. Maar in dit geval maakt het niets uit: de paskamermoord ís het verhaal van Van Zaane en bij elke reconstructie zou die omslag bij pers en publiek gesignaleerd worden. In het begin zíjn de gebeurtenissen nog koel te registreren, maar later gaan steeds meer mensen zich afvragen: waarom Van Zaane en waarom krijgen andere verdachten zoveel minder aandacht? De auteurs vangen dat op door - het tweede deel van het boek staat er bol van - indrukken te geven, niet die van henzelf, maar die van aanwezigen, in de trant van: ‘Pers en publiek krijgen de indruk dat de politie rommelt met het bewijsmateriaal.’ Of: ‘Menigeen kan zich niet aan de indruk onttrekken dat Roos een zeker behagen schept in de aandacht die ze krijgt.’
De auteurs hebben, dat schrijven ze zelf, het strafdossier uitgeplozen en getuigen, rechters, rechercheurs gehoord. Ze hebben eigenlijk, zoals hierboven al werd aangegeven, het knipseldossier volledig gemaakt en vervolgens, alsof ze voor een dagblad werken, het langste rechtbankverslag van ooit geschreven. Dat is de aardige kant van het boek. Maar verder is het een en al gemiste kans. ‘Vrijwel alle in dit boek voorkomende namen van getuigen zijn gewijzigd in fictieve namen. Ook anderszins is, waar nodig, zorg gedragen voor de verhulling van hun identiteit.’ Dat is wel wat raar; ikzelf heb die zaak in de kranten goed gevolgd, ik heb mensen met naam en toenaam én foto leren kennen en in het boek heten ze ineens totaal anders. Er zijn momenten genoeg waarop schrijvers en journalisten tot zo'n ingreep moeten overgaan, maar in een reconstructie, in de ware geschiedenis, is het vreemd. Het kan te maken hebben met wat de auteurs verder in hun inleiding opmerken: ‘Menigeen gaf te kennen niet aan de totstandkoming van een boek mee te willen werken. Vanwege het onverwerkte verdriet of uit angst.’ Wie zich nog rechtbankverslagen kan herinneren weet dat er getuigen niet kwamen opdagen omdat ze voor hun hachje vreesden. Ook in het boek is er voortdurend sprake van mensen die onderduiken, die bang zijn dat er wraak op hen genomen zal worden, de paskamermoord wordt omschreven als een mogelijke afrekening, er gaan grote bedragen aan tipgeld naar de onderwereld, Sandra werkte eerder in een restaurant waar ook iets niet pluis was, waarom wordt er een auto met twee mannen erin voor de boetiek gesignaleerd? Wat was dat dan voor boetiek? ‘Een collega van Sandra zou hebben gezien dat u hasjiesj uit uw Mercedes haalde,’ roept de advocaat. De voetballer vindt het flauwekul: ‘Misschien heeft het meisje hasjiesj verward met jassies.’
Om het hele onderzoek hangt een vage, criminele geur, die nergens duidelijk wordt, maar die best iets van het (overdreven en ongerichte) wantrouwen van de politie zou kunnen verklaren en die vooral de lezer van het boek steeds nieuwsgieriger maakt. Wat zijn dit voor mensen? Waar komt al die agressie bij een aantal getuigen vandaan? Van Van Zaane wordt, omdat er zoveel over hem gezegd wordt, enigszins een beeld geschapen, maar de rest van de figuren, die dan ook allemaal nog een andere identiteit aangemeten hebben gekregen, zijn schimmen. Uit vele opmerkingen in het boek wordt ook duidelijk dat het bij de Zaanse politie niet allemaal koek en ei was, ex-werknemers spitsen dat toe - dus er moet een druppeltje rancune af - en Van Zaane heeft er, ook in interviews, nog vele scheppen bovenop gegooid. Van zijn kant meer dan begrijpelijk, maar de vraag blijft toch waarom de auteurs, die die lange rondgang langs alle betrokkenen hebben gemaakt, de lezer niet gewoon op de hoogte brengen van wat zij gewaar geworden zijn over de spelers in dit drama, die vier jaar lang van krantepapier waren en er in dit boek geen dimensie hebben bijgekregen.
Een groot aantal mensen is beroepshalve met deze zaak bezig geweest, is er ontelbare uren denkkracht, werk en overtuiging aan kwijtgeraakt en de uitkomst was leed, ellende en verdriet. Zo'n gebeurtenis verdient een geschiedschrijver die verklaren wil en die ook aandacht heeft voor de achtergronden. De reconstructeurs van de paskamermoord hebben dat niet gekund. Of niet gewild; ze beperkten zich tot de vraag: wat is er (bij politie en justitie) fout gegaan. Het antwoord is: veel.
■