Achmatova
Vervolg van pagina 1
De tragische gebeurtenissen waarmee Rusland in de jaren dertig en veertig werd geconfronteerd maakten van Achmatova een nieuwe, andere dichteres met een bredere thematiek. Zelf bleef ze gespaard voor de kampen van Stalin, maar haar echtgenoot en enige zoon werden weggevoerd. Diep begaan met het lot van haar land was ze tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarin ze was geëvacueerd naar Tasjkent, maar gretig uitzag naar nieuws over het front en over het belegerde Leningrad. De terugkeer naar ‘dit verschrikkelijke spookbeeld dat zich voordeed als mijn stad’ trof haar diep.
Anna Achmatova en Boris Pasternak, ca. 1946-47
De tweede verjaardag
Nee, ik vermocht hen niet te schreien,
Zij schroeiden zelf van binnen dicht.
En zonder hen, altijd, al tijden.
Trekt alles langs voor mijn gezicht.
De pijn wordt, zonder tranen, wurgend.
De scheiding - tergend onrecht, fout -
Wordt in mijn bloed geloogd, ontnuchterd
Door hun allesverterend zout.
Maar als op halfversleten zijde
- Het was, indien ik het nog weet,
Één juni vierenveertig - kwijnde
Jouw schaduw en verrees het leed.
Een verse wonde van de krachten
Van noodlot en natuur. Zo oog
In oog te staan. Mijn stad van achter
Een laatste tranenregenboog.
De gedichten die Achmatova tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef ademden een patriottistische geest en mochten worden gepubliceerd. Maar al spoedig na de oorlog werden de messen weer geslepen en werd er bij monde van Stalins cultuuragent Zjdanov een scherpe persoonlijke aanval op haar gericht. De naoorlogse periode tot aan de dood van Stalin waren zeer sombere jaren voor Achmatova. Haar naaste familieleden zaten in de kampen, zelf werd ze geroyeerd als lid van de Schrijversbond en uitgestoten uit de literaire wereld, met als consequentie dat ze niets meer kon publiceren. Toch zette ze haar werk voort, onder andere aan haar tijdens de oorlog begonnen hoofdwerk Epos zonder held, een lang gedicht, waarin ze terugkijkt op haar generatie en haar eeuw.
Het lijkt, vanuit negentienveertig,
Op het verre verleden neerzie;
Dit ten tweede male vaarwel zeg:
Een kruis sla, en in gewelven
Zonder licht naar beneden ga.
Pas met de liberalisering onder Chroesjtsjov werd Achmatova als dichteres gerehabiliteerd. Eind jaren vijftig, begin jaren zestig verschenen er in de Sovjetunie enkele nieuwe dichtbundels van haar en ze kreeg toestemming om in Italië een literaire prijs en in Oxford een eredoctoraat in ontvangst te nemen. Ze werd verschillende malen genomineerd voor de Nobelprijs, maar stierf (1966) voordat men ertoe kon besluiten haar de prijs toe te kennen.
Achmatova was, daar zijn allen die haar gekend hebben en memoires over hebben geschreven het over eens, een buitengewoon indrukwekkende vrouw. In haar jeugd opvallend mooi, slank en elegant - er zijn heel fraaie tekeningen en portretten van haar gemaakt, onder anderen door Modigliani - in haar latere leven zwaarlijvig, slecht ter been en lijdend aan een hartkwaal, was ze altijd een imposante, dominerende verschijning. Bepaald geen gemakkelijk persoon, maar iemand die wist wat ze waard was en haar rol als beroemd dichteres tot in de perfectie speelde. Haar vriendin en bewonderaarster Lidia Tsjoekovskaja noteerde haar gesprekken en uitspraken als een twintigste-eeuwse Eckermann. In het begin van de jaren zestig was ze het middelpunt van een groep jonge Leningradse dichters, die aan haar voeten lagen. Een van hen was Iosif Brodski. Een ander, Anatoli Najman, trad op als haar particulier secretaris en publiceerde onlangs zijn uitvoerige memoires over haar.
Opvallend in Najmans memoires, en niet alleen in die van hem, zijn Achmatova's apodictische, kernachtige uitspraken waarin ze haar opvattingen en meningen formuleerde. Ze doen sterk denken aan het vaak lapidaire karakter van haar poëzie: weinig woorden, maar van een ongewone zeggingskracht. Zelden voel je bij een dichter zoveel ‘extra’ achter de ogenschijnlijk simpele bewoordingen. Er is in Achmatova's gedichten altijd de onmiskenbare, maar nauwelijks beschrijfbare ‘présence’ van de dichteres zelf. Haar sterke persoonlijkheid, rijke gevoelsleven, haar grote betrokkenheid bij het bestaan, zowel van haarzelf als van haar volk, zijn merkbaar in al haar werk.
Dat alles is natuurlijk met geen mogelijkheid adequaat te vertalen. Anderzijds is die ‘présence’ zo sterk dat zelfs een matig of slecht vertaler die niet helemaal kan wegmoffelen. Ook vertaald dringt Achmatova onherroepelijk door.
In ons land heeft Hans Boland zich uitvoerig met het vertalen met Achmatova's werk beziggehouden. In 1981 verscheen een bloemlezing uit haar poëzie onder de titel In andermans handen, drie jaar later Epos zonder held. Het nu verschenen Vlucht van de tijd is de meest representatieve selectie uit Achmatova's werk tot nu toe. Bolands eerdere vertalingen zijn er, in meer of minder gewijzigde vorm, in opgenomen, maar daarnaast bevat de uitgave een flink aantal nieuwe gedichten en enkele van Achmatova's essays, onder andere over Aleksander Blok, Osip Mandelstam en Poesjkins laatste levensjaar.
In zijn verantwoording bij Vlucht van de tijd zegt Boland dat hij zich in de loop van de tijd heeft opgewerkt van een ‘verrukt voetenslaafje van de Muze’ via ‘vermetel dichtertje van andermans poëzie’ tot ‘blij - en mogelijk betrouwbaar - getuige daarvan’. Eerdere vertalingen paste hij aan door op rijm te gaan vertalen en zie: ‘niet ondanks maar dank zij het strikte rijm kwamen ook de woorden, en zelfs de zinsbouw, beter tot hun recht’. Het lijkt me niet goed voor een vertaler zo overtuigd te zijn van zijn eigen kunnen, hij moet dat althans niet openlijk uitspreken, want hij lokt daar alleen maar kritiek mee uit. Ik constateer inderdaad verbeteringen ten opzichte van de versies uit eerdere bundels, maar lang niet in alle gevallen. De ‘opdracht’ uit Requiem bijvoorbeeld heeft in de versie van acht jaar geleden eenvoudiger, sterkere regels dan in de nieuwe. En wat te denken van de laatste strofe van het in het begin van deze recensie geciteerde ‘In de avond’. De oude versie luidde:
Die zich verspreidt in wijde kringen:
‘Nu ben je dan, God zij geloofd,
Voor 't eerst alleen met je beminde’.
Om ter wille van het rijm en een extra alliteratie die vreselijke ‘smarteklanken’ in te voeren wijst op een (tijdelijke?) verblinding van de vertaler die het oog voor proporties verloren heeft. Maar gelukkig staan er ook sterke en fraaie vertalingen in Vlucht van de tijd, zoals grote delen van Requiem. Dit maakt niet alles goed, maar de bundel in zijn totaliteit wel tot een van de bijzondere literaire uitgaven van dit jaar.
■