Tijdschrift
Willem Jan Otten mijmert in Tirade 323, 1989/4 wat over de werking van het geheugen in zijn nogal grappige bijdrage ‘De vergeetmachine’. Hij bespreekt eerst zijn reactie op de terechtstellingen van studenten in China. De manier waarop hij zich verweert om niet echt bij de gebeurtenissen betrokken te hoeven raken lijkt tamelijk universeel. Zo is het daar ‘nu eenmaal’ met de mensenrechten gesteld: bij ons is dat allemaal beter, daarvoor zijn wij te zeer ontwikkeld. Daar komt het eigenlijk op neer. Zijn redenering is vergelijkbaar met het commentaar dat sommige ex-Indiëgangers op hun soms laakbbare handelingen geven. En in die verklaringen zit duidelijk de behoefte om te vergoelijken en te vergeten. Maar soms is dat niet zo gemakkelijk en daarom ontvouwt Otten in Tirade zijn vergeettheorie. Bij Amnesia Assurantiën zou het mogelijk moeten zijn om een ‘vergeetpolis’ af te sluiten voor een ieder die getuige is geweest van een schokkende gebeurtenis. Die gebeurtenis zou een algemeen karakter moeten dragen en goed gedocumenteerd moeten zijn (voorbeeld: de overstromingsramp in 1953). De verzekerde laat de beelden die hem tergen vastleggen, bepaalt een termijn waarop hij zijn ellende vergeten wil zijn, betaalt zijn verzekeringspremie en wacht af. Heeft hij na het vastgestelde aantal jaren nog last van spookbeelden in zijn kop, dan keert de verzekering uit. Maar hij heeft zelf al bij de notaris verklaard wat hem het ergste bezeerde (bijvoorbeeld dat verdronken kalfje) en dan kan hij zich nu niet beroepen op het feit dat de met zout uitgeslagen kerkmuur hem uit de slaap houdt. Daar is hij niet voor verzekerd. Otten werkt dit principe uit in verschillende polissen als de zogenaamde Bamboe-polis voor ex-geïnterneerden van een jappenkamp et cetera. Ook kan het zijn dat je je bepaalde gebeurtenissen juist wel reuze graag zou willen kunnen herinneren. Dan is het advies: zo
nauwkeurig mogelijk boekstaven wat je niet vergeten wilt, dat vastleggen bij de verzekering, weer een vergeettermijn bepalen en op de vervaldatum (als je dan nog leeft) de verzekeringsagent je geheugen laten opnemen. In geval van vergeten keert de verzekering uit en ook kun je je herinnering terugkopen. Nog gecompliceerder is het met gebeurtenissen waarbij je achteraf je herinnering als het ware geconstrueerd hebt. Ergens in je achterhoofd moet die herinnering er echt zijn, maar hij is niet authentiek op te roepen. Hier komt Otten ondanks zijn spitsvondige redenering niet helemaal uit. K. Schippers bespreekt in Tirade het werk van de Franse schilder Balthus. Op diens werk zijn veelal meisjes te zien die op de rand van de volwassenheid staan. Ze zullen nadat ze zijn vastgelegd in Balthus' schilderijen snel hun maagdelijkheid verliezen. Nu zijn ze teruggetrokken, gesloten en in zich zelf gekeerd. De meisjes zijn vaak geportretteerd met gesloten ogen of afgewend gelaat. Balthus is een Einzelganger: het surrealisme is aan hem voorbijgegaan en ook nu is hij niet in te delen bij een bepaalde stroming. Zijn precieze manier van schilderen doet regelrecht aan renaissanceschilderijen denken. Schippers probeert het vluchtige moment, ‘Een kristal van twee weken’, te beschrijven tussen jeugd en volwassenheid dat Balthus een beetje ongrijpbaar en mysterieus weet te schilderen. Verder staan in Tirade twee reisverhalen: Kees Ruys is een etmaal in Sri Lanka en Peter Burger bezoekt het fameuze kerkhof in Genua. Beide auteurs maken bizarre dingen mee: Ruys formuleert dat rechtstreeks en persoonijk en Burger gebruikt soms de omweg van citaten van andere (beroemde) schrijvers in wier voetsporen hij treedt. Hij laat Gustave Flaubert en Mark Twain aan het woord en schaart zich zo achter hen. Dat is geen sterke methode.
EVA COSSEE