Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Hans Bouman & Ed van EedenHet duurt nog even voor het Boekenweek is, maar bij diverse uitgeverijen wordt er al druk gesleuteld aan speciale uitgaven ter gelegenheid van die gebeurtenis. De boekhandelketen Libris, onderdeel van Kluwer, zal in de boekenweek 1990 een speciale uitgave op de markt brengen, onder de titel Een uitgelezen hartstocht. De geschiedenis van 50 cultboeken in de 20ste eeuw. Volgens Kluwer-divisiemanager Jaap Stelloo willen de Libris-boekhandels met dit boek het vooral in insiderskringen bekende begrip ‘cultboek’ toegankelijk maken voor een breder publiek. Maar uiteraard zal de in volgorde van publikatie geordende ‘cultboeken-top-tien’ ook een commerciële functie krijgen. De Libris-boekhandels zullen trachten zoveel mogelijk van de vijftig titels prominent in de winkel te krijgen en zo de aandacht te vestigen op een geheel andere categorie dan die van de gebruikelijke boeken-top-tiens. Een uitgelezen hartstocht zal een inleiding bevatten van de criticus-hoogleraar Jaap Goedegebuure, waarin deze de term cultboek nader toelicht. Daarnaast zullen Goedegebuure en de Volkskrantcriticus Arnold Heumakers korte typeringen geven van vijftig cultboeken, zoals die de laatste honderd jaar zijn verschenen. Ook zal een vijftiental ‘met boeken te associëren Nederlanders’ aan het woord komen over hun favoriete boeken. Anders dan de meeste Boekenweek-uitgaven zal het Libris-boek ‘geen weggevertje’ zijn, want het gaat om ‘een sjiek gebonden uitgave van meer dan tweehonderd pagina's’. Een tipje van de sluier: de chronologische ‘top-vijftig’ begint met het avontuur van Sherlock Holmes in The Hound of the Baskervilles van Sir Arthur Conan Doyle (1902) en eindigt met Etty Hillesums in 1981 verschenen Het verstoorde leven.
De Amerikanen krijgen hun eigen Maison Descartes in Amsterdam, maar uiteraard onder een andere naam. Vanaf november dit jaar zal het John Adams Instituut van zich doen horen. Dan gaat de eerste van een vijf- of zestal lezingen beginnen, waarin de moderne Amerikaanse letterkunde centraal staat. De lezingen zullen worden gegeven door onder anderen Chaim Potok, T. Corraghessan Boyle, Alice Walker, Thomas McGuane en welicht ook Paul Theroux, Saul Bellow of Jay McInerney. Het is de bedoeling dat ook Nederlandse auteurs die als writer-in-residence in de Verenigde Staten werkzaam zijn geweest een rol zullen spelen op deze avonden, bijvoorbeeld als interviewer. Aan het einde van het seizoen zal een bundel met alle lezingen worden gepubliceerd. Het John Adams Instituut is genoemd naar de eerste Amerikaanse ambassadeur in Nederland, die ten tijde van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog een grote lening van ons land lospraatte en later na George Washington de tweede president van de Verenigde Staten zou worden. Het instituut zal zich, aldus medewerkster Annemarie de Boer, met name toeleggen op het intensiveren van de culturele betrekkingen tussen Nederland en de Verenigde Staten. Naast literatuur zullen dus ook andere kunst- en cultuurvormen een plaats krijgen op het John Adams-programma. Dit zal geschieden zonder een cent overheidssubsidie; al het benodigde geld komt van sponsors. De lokatie van het John Adams Instituut is het West-Indisch Huis aan de Amsterdamse Haarlemmerstraat.
‘In het Engels zou dit een veelbesproken boek zijn,’ schreef De Morgen over Het lange afscheid, de dit voorjaar verschenen roman van Bob van Laerhoven. Ook andere Vlaamse kranten reageerden enthousiast, zoals dat ook bij zijn eerdere drie boeken het geval geweest was. Uit Nederland kreeg de Vlaamse auteur vrijwel geen recensies en dat is hem een doorn in het oog: ‘In Vlaanderen ben ik een gevestigde naam, maar in Nederland weet niemand wie ik ben. Ondanks de prettige contacten die ik met mijn uitgever Dedalus heb, vond ik het daarom tijd worden om een Nederlandse uitgever te zoeken.’ Van Laerhoven legde contact met onder andere Meulenhoff en Bert Bakker. Mai Spijkers, uitgever bij Bert Bakker, las een deel van Allesandro's lied, de nieuw te verschijnen roman die Van Laerhoven momenteel aan het afronden is, en oordeelde dat de tekst ‘deed verlangen naar meer’. Inmiddels zat Dedalus echter niet stil. De Antwerpse uitgeverij, die sinds vorig jaar deel uitmaakt van Uitgeverij Singel 262, begon een vriendelijk tegenoffensief. Van Laerhoven kreeg aantrekkelijke voorwaarden aangeboden om hem te doen blijven: zijn nieuwe boek zou al in het voorjaar worden uitgebracht, twee van zijn eerdere romans krijgen een nieuwe, goedkope editie, en Singel 262 investeert een fors promotiebudget om de schrijver in Nederland bekend te maken. Dedalus-uitgever Rudy Vanschoonbeek vindt deze investeringen verantwoord: ‘Het is mijn absolute overtuiging dat Bob een belangrijk nieuw geluid is in de Nederlandstalige letteren. Vanaf zijn eerste boek hebben wij in hem geloofd, en we willen hem graag blijven uitgeven.’ De schrijver zelf twijfelt over wat hem nu te doen staat: ‘Ze hebben me gezegd: Bob, 1990 moet jouw jaar worden, kies voor ons en als je daarna nóg niet tevreden bent, kun je altijd nog weggaan. Bert Bakker is natuurlijk een grote verleiding, maar ik denk dat ik het in godsnaam nog maar een keer ga proberen bij Dedalus. Nu maar hopen dat de Nederlanders ook te weten komen dat ik besta, want dat is echt een frustratie.’
Van Rompuy is een belangrijke naam in de Belgische politiek. Herman van Rompuy is de voorzitter van de CVP, de christen-democraten, en is een Vlaamse Van Agt, die daadwerkelijk heeft gepleit voor een nieuw Etisch Reveil. Zijn jongere broer Eric van Rompuy, ook een CVP-voorman, is de dolle stier van de partij. Enige tijd geleden riep hij al op tot een Kulturkampf tegen de rock 'n roll en de Vlaamse literatuur, die hij ‘verdorven’ noemde. Hij wilde de ‘katholieke volksaard’ beschermen tegen schrijvers als Hugo Claus, Jef Geeraerts en Tom Lanoye, die de Vlaamse letteren tot ‘de meest pornografische van heel West-Europa’ gemaakt hadden. Bewonderend antwoordde Tom Lanoye destijds dat zo'n oordeel alleen kon stoelen op een diepgaande kennis van de totale Westeuropese pornografie, waarin België dan toch ‘de beste’ was gebleken: ‘Zo zijn we toch nog ergens goed in.’ Van Rompuy weet echter van geen ophouden en sloeg in een recent Humo-interview weer wild om zich heen. Fel haalt hij uit naar een alom waar te nemen ‘nihilisme’ dat niet meer bij deze ‘positieve tijd’ zou horen: ‘De tijdgeest van het relativisme. De moedeloosheid en de Hollandse permissiviteit is voorbij. Wij, Vlamingen, streven een zekere degelijkheid na.’ Auteurs als Lanoye, Brusselmans en Boudens zouden ‘zonder al die mediabelangstelling geen boek verkopen’ en voor Brusselmans' werk geldt zelfs: ‘Zijn literatuur is een kaakslag voor honderdduizenden jongeren die op een positieve manier willen werken, een gezin stichten, zich inzetten voor hun jeugdbeweging, voor hun parochie.’ Geconfronteerd met Van Rompuys uitspraken reageert Tom Lanoye laconiek: ‘Hemzelf vind ik niet zo belangrijk en wat hij zegt vind ik aardig meegenomen als publiciteit, maar het is wel zo dat je niet uit het oog mag verliezen dat Van Rompuy een symbool is voor een aantal opinies die hier nog altijd heersen.’ Directe problemen ziet Lanoye hooguit komen uit de hoek van de verschillende cultuurcommissies van de overheid, waarin de CVP, als grootste partij, steevast een groot aandeel heeft. Voor de macht die Van Rompuy op de ‘honderdduizenden’ kan hebben, is hij echter niet zo bang: ‘Er zullen wel genoeg jonge Vlamingen blijven die mijn boeken lezen. En bovendien: ik heb meer lezers dan hij voorkeurstemmen heeft, terwijl een stem op hem niets kost en een boek van mij nog altijd vijfhonderd frank of meer.’
Tien jaar werkte de Amsterdamse pianoleraar Jan Pieter van der Sterre aan de vertaling van Le chiendent van de Franse auteur Raymond Queneau dat onder de titel Daar ligt de hond begraven volgend jaar in de winkel zal liggen. Van der Sterre nam met zijn vertaalproject een grote gok, want geen enkele uitgever had hem de opdracht daartoe verstrekt. Het was dus niet alleen de vraag of iemand zijn vertaling zou willen uitgeven, maar er bestond bovendien het risico dat inmiddels al ook een andere vertaler aan de moeilijke vertaalklus werkzaam was, en wel in opdracht van een uitgeverij die de rechten van het boek bezat. Van der Sterre: ‘Ik ben mij steeds van dat risico bewust geweest, en las dan ook wekelijks vol spanning de Vrij Nederland-rubriek Gezien, om te kijken of iemand anders mij inmiddels voor was geweest. Gelukkig is dat niet gebeurd, maar het was wel een gok.’ Van der Sterre, die nooit eerder een boek vertaalde, kreeg het idee Queneau's boek te vertalen naar aanleiding van een artikel van Rudy Kousbroek in NRC Handelsblad. ‘Aanvankelijk was het mijn plan het boek in eigen beheer uit te geven, in de zeer kleine opgave van eenennegentig exemplaren. Het boek heeft namelijk eenennegentig hoofdstukken. Die exemplaren wilde ik vervolgens opsturen naar mensen die ik bewonder. Zoals Kousbroek, inderdaad.’ Toen Van der Sterre zijn voltooide vertaling eindelijk toch ter publikatie besloot aan te bieden, stuurde hij die naar De Arbeiderspers. Daar was men zo collegiaal Van der Sterre te verwijzen naar De Bezige Bij, die immers al een drietal Queneau-vertalingen had gepubliceerd. Bij De Bezige Bij noemt men de vertaling ‘uitstekend’. Van der Sterre is inmiddels begonnen aan zijn tweede vertaling: Les fleurs bleus, eveneens van Raymond Queneau. Ook ditmaal werkt hij geheel voor eigen risico: ‘De Bezige Bij heeft mij niets beloofd.’ |
|