Een sentimentele westerse in Brazilië
Roman van Hannes Meinkema
Mooie horizon door Hannes Meinkema Uitgever Contact, 227 p., f 24,50
Wim Vogel
Wie wegens ‘ongewenste intimiteiten op de arbeidsplek’ ontslag neemt en zich daarna terugtrekt in Brazilië om orde op zaken te stellen, had geen slechter land kunnen kiezen. Want wat moet je als dertigjarige Hollandse te midden van die hijgerige, in hun kruis krabbende en in je billen knijpende Braziliaanse macho's? Mooie Horizon, de eerste roman van Hannes Meinkema waarin flink over de grenzen gekeken wordt, past ondanks die andere ruimte perfect binnen haar oeuvre waarin het altijd opnieuw draait om het proces van vrouwelijke bewustwording in een vijandige, want mannelijke wereld.
Belo Horizonte, een miljoenenstad in het midden van Brazilië, vertoont alle kenmerken van de Derde Wereld: bedelaars, sloppenwijken, grote verschillen in inkomens en altijd en overal kinderen, rovend, agressief, in de steek gelaten. In zo'n context ‘op zoek gaan naar je eigen gevoel’ is een westerse luxe waar je je zelfs als lezer voor schaamt. Lydia, een journaliste, schaamt zich aanvankelijk nergens voor. Ze stelt vast dat ze zich in de eerste weken van haar drie maanden durend verblijf buitengesloten voelt. Brazilië is voor haar ‘één groot televisieprogramma en hoe ze ook met haar vuisten tegen het scherm slaat, ze komt er niet achter, niet in.’
Op vijf manieren probeert ze die barrière te verbrijzelen. Ze verbeeldt zich verliefd te kunnen worden op een eenvoudige jongeman die zich letterlijk uit de goot, als een soort nobele wilde, heeft opgewerkt tot een ordentelijke en altijd vrolijke fruitverkoper. Ze zoekt contact met een groep ontwikkelde en rijke vrouwen die vol goede bedoelingen zondagsschooltje spelen om iets te doen aan het zichtbare leed dat kinderen treft. Ze verzamelt informatie over de schandelijke handel in adoptiekinderen, in bloed en in menselijke organen, afkomstig van sloebers die voor wat geld alles met zich laten doen. Ze leidt zelfs een vrouwenpraatgroep waarin het haar opvalt dat ondanks de altijd belabberde huwelijkse situatie geen vrouw het over weggaan heeft. Alle adviezen gaan in de richting van verzoening, van het beste ervan maken. De pogingen om de essentie te proeven van de allerarmsten zorgen er niet voor dat ze zich anders voelt dan ‘een sentimentele westerse’: iemand die dichterbij komt maar ‘lekker net niet geraakt wordt’.
De truc die ze bedenkt om zichzelf niet langer buiten schot te houden, is van een stuitende arrogantie. Ze zal ‘zich voordoen als iemand die een kind wil adopteren en daarbij net zover gaan als nodig is en dan een stuk schrijven over hoe het voelt. Hoe het voelt om over een kind te onderhandelen, om mee te werken aan kinderverkoop, om ook van nabij betrokken te zijn bij een moeder die niet voor haar kind kan zorgen.’
Niet dat ze écht een kind wil adopteren, ze stelt het zich maar voor. Dat doen die vrouwen weleens meer, daar zijn ze westers voor. Nu gaat in Brazilië zeventig procent van de adopties buiten de autoriteiten om en in Belo Horizonte met zijn achtenzeventigduizend behoeftige gezinnen is het vinden van een moeder die haar kind aan een rijke witte dame wil afstaan een zaak van even goed kijken. Het weerzinwekkende van Lydia's plannetje is natuurlijk het egocentrische karakter ervan. Terwijl ze onderhandelt met de moeder, moet ze er niet aan denken dat kind echt mee naar Europa te moeten nemen. Eenmaal in haar bezit, zal ze de baby onmiddellijk afstaan aan instanties die daar kennelijk wel raad mee weten.
Hoe immoreel de handelwijze mij ook voorkomt, het resultaat ervan is bijna komisch. Lydia krijgt haar kind en continueert daardoor allerlei zaken waar zij als Hollandse vrouw tegen is. Ze versnelt het huwelijk van een intelligente Braziliaanse vriendin met een onbeduidende man: zij zullen voor het kind gaan zorgen. Over de instanties wordt niet meer gesproken. De vriendin verliest haar zelfstandigheid, haar moeder haar creativiteit omdat het schuurtje waarin zij prachtige kleding maakte, het huis van het nieuwe gezin wordt. En dat alles gefinancierd door de geëmancipeerde Lydia die van achter haar veilige Hollandse dijken natuurlijk wel iedere maand wat geld zal sturen.
In de boekenbijlage van 12 augustus schreef Louise Fresco een narrig artikel over de hausse in reisverhalen. Voor haar zijn al die auteurs escapisten of sociaal bewogen journalisten die het paradijs zoeken maar die moeten concluderen dat het niet meer bestaat. Meinkema's roman bewijst haar stelling, want denkt u vooral niet dat de hoofdfiguur identiek is aan de auteur. Meinkema relativeert een fiks aantal westerse feministische opvattingen tot clichés die geen betekenis hebben in andere culturen, in andere omstandigheden. ‘Wie is zij,’ denkt Lydia, ‘om uit te maken dat berusting onvrij maakt en dat voelen (heb je dat woord weer - WV) bevrijdt.’
Mooie Horizon is een bizarre roman. Een afgezaagde Hollandse thematiek gesitueerd in een omgeving die haar reduceert tot banale luxe. Wat ik de auteur kwalijk neem, is dat ze niet radicaal met haar hoofdfiguur afrekent. Ze voelt erg met haar mee, heeft met haar te doen. Met welk een vrolijk venijn zou iemand als Komrij haar niet de grond instampen! Wat Meinkema over Brazilië in haar bekende babbelende stijl meedeelt, is bovendien nauwelijks oorspronkelijk, laat staan persoonlijk. Haar heldin blijft niet voor niets iemand die zich buitengesloten voelt. Zij mag August Willemsen dan verwijten dat hij in zijn Braziliaanse brieven nergens schrijft over de moeite die het je kost om in Zuid-Amerika aan dik maandverband te komen, hij ziet reizen gelukkig niet als ‘een groeiproces’.
■