‘De duivelsverzen’ laat de ondeelbaarheid van leven en kunst zien
Zijn woord tegen het mijne
Anthony Paul
Door een grillige speling van het lot is Salman Rushdie inmiddels de bekendste, wellicht rijkste, en zeker ongelukkigste schrijver ter wereld: de hoofdpersoon in een verhaal zo buitenissig dat hij het zelf had kunnen verzinnen. Als je met die wetenschap zijn werk leest, en vooral zijn beste boek tot nu toe, het grenzeloos inventieve en uiterst onderhoudende De duivelsverzen, krijg je steeds weer kippevel bij het besef dat zelfs deze verbijsterende, lijvige roman maar een deel is van een groter geheel. De schrijver zelf is overvloedig aanwezig in zijn boek: we mogen hem deels vereenzelvigen met twee leden van de oppositie tegen de Wetgever en Profeet Mahoen, de dichter Baäl en de ontgoochelde discipel Salmaan de Pers, en ook zijn twee hoofdpersonen hebben misschien wel iets van hem - de filmster Djibriel Farisjta uit Bombay, die veel droomt over de roman, en de verengelste, anglofiele Saladin Chamcha. Ook explicieter doet de schrijver zijn intrede in de roman: in de persoon van God. Waar echter het kippevel van komt is niet de manier waarop het leven zijn intrede doet in de roman, maar de manier waarop de roman buiten zijn omslag is doorgedrongen tot het leven.
Kijk eens naar deze passages uit De duivelsverzen:
1. (Chamcha gaat in gedachten in debat met een fanatieke kaper die op het punt staat een vliegtuig op te blazen): ‘Onverzettelijkheid kan monomaan zijn, wilde hij zeggen, kan tiranniek zijn, en bovendien kil, terwijl wat soepel is bovendien menselijk kan zijn en sterk genoeg om het uit te houden.’ Haar visie: ‘Het martelaarschap is een voorrecht.’
DE DUIVELSVERZEN
door Salman Rushdie
Vertaling Marijke Emeis
Uitgever Veen, 495 p., f 39,90
steye raviez
2. (Salmaan de Pers, die fungeert als Mahoens klerk, heeft een aantal wijzigingen aangebracht in de woorden Gods die de Profeet heeft gedicteerd, en daarmee twijfel gezaaid aan de authenticiteit van de godsdienstige openbaring. Hij wordt betrapt en achtervolgd door de toorn van de Profeet): ‘Baäl vroeg: “Waarom weet je zo zeker dat hij je zal vermoorden?” Salmaan de Pers antwoordde: “Het is zijn Woord tegen het mijne.”’
3. (Het thema profetie wordt in dit boek gespeeld in tal van variaties, maar deze passage geeft misschien nog wel het meeste kippevel): ‘Een boek komt voort uit een verbond met de duivel waarin het faustische contract wordt omgedraaid. (...) Dr. Faustus offerde een eeuwig leven voor vijfentwintig jaar macht; de schrijver legt zich erbij neer dat zijn bestaan wordt verwoest en verdient (maar alleen als hij gelijk heeft) misschien geen eeuwig, maar dan toch een voortleven. In beide gevallen... wint de duivel.’
‘Zijn Woord tegen het mijne.’ Zeg dat wel. Ayatollah Khomeini heeft zijn doodvonnis ongetwijfeld niet bedoeld als eerbetoon aan de macht van het poëtische geschreven woord, van de vrijelijk verkennende seculiere fantasie, maar dat is het wel. Of hij het nu wist of niet (en je mag gerust aannemen dat die steile ouwe schurk daar geen idee van had en alleen maar de gelegenheid te baat nam om zijn zelfaangemeten gezag over de gehele islam te bevestigen), hij heeft in dit boek zijn werkelijke vijand gekozen. En wie weet zal het onzinnige doodvonnis dat de aandacht van de wereld heeft gevestigd op het boek er te zijner tijd toe leiden dat het wordt gelezen door intellectueel nieuwsgierige moslims die dat anders nooit zouden hebben gedaan. Geen cultuur is zo monolitisch als haar meesters misschien wel zouden willen. Uiteindelijk is er God zij dank altijd meer dan één Boek.
Dergelijke paradoxen geven niet zozeer aan hoe het leven een nabootsing kan zijn van de kunst, als wel hoe die twee één en ondeelbaar zijn. En het aantal secundaire paradoxen in De duivelsverzen is ontelbaar. Een van de vele verhalen gaat over de ayatollah in ballingschap in Parijs. Alleen - om de Arabische vertelformule te citeren die Rushdie hier vaak toepast: ‘Het was wel en het was niet zo’; net als in de roman Mohammed en Mekka worden veranderd in Mahoen en Djahilia (‘heidendom’ of ‘onwetendheid’ in het Arabisch), zo wordt de ayatollah ‘de imam’ en Parijs Londen. In een paar bladzijden schetst Rushdie een vaardig portret van een paranoïde potentaat, zo bezeten van zijn visioen van wraak en revolutie dat de wereld om hem heen onwerkelijk is; hij sluit zich angstvallig af van de gehate vrijstad. Zoals veel van de verhalen waar De duivelsverzen vol van is, eindigt dat van de imam apocalyptisch.