Carel Peeters
‘Au pair’ revisited
dirk huyghe
Na kritieken gelezen te hebben van Tom van Deel (Trouw), Arnold Heumakers (de Volkskrant), Koos Hageraats (De Tijd), Doeschka Meijsing (Elsevier) en Reinjan Mulder (NRC Handelsblad) is de vraag: is Au pair het beste boek van Willem Frederik Hermans sinds Nooit meer slapen?
Met uitzondering van Arnold Heumakers (hij had wel geamuseerd doorgelezen, maar vindt het een teleurstellende roman) is iedereen het er over eens dat Hermans het toch nog steeds kan: een schijnbaar eenvoudige roman schrijven die suggestief, veelzijdig en onderhoudend is. Al deze critici zijn er van overtuigd dat Hermans een beetje verliefd is op zijn hoofdpersoon Paulina, maar niet iedereen maakt melding van de merkwaardige ironie die daarbij komt kijken. Hermans schrijft over Paulina alsof het een personage is uit een parmantig meisjesboek. Omdat Hermans zulke boeken normaal niet schrijft, moet er iets anders aan de hand zijn. Ze vervult dan ook drie functies: ze zorgt voor het sterke contrast met de leugenachtige wereld om haar heen; ze is een marionet in het spel met de werkelijkheid dat Hermans speelt, én ze is het onmiskenbare object van vertedering voor de schrijver. De leugenachtigheid is in Au pair niet zo groot als men van Hermans zou verwachten: het wordt lang niet altijd duidelijk óf er wel van leugen en puur bedrog sprake is. Afgezien van de bekende groteske sarcasmen is Au pair daardoor opvallend mild.
Verschillende critici vragen zich af wat de kern van de roman is, en kunnen alleen maar suggesties doen. Opmerkelijk is dat Doeschka Meijsing als enige het morele dilemma van de generaal centraal stelt. Gezien de aandacht die dit krijgt is dit zo gek nog niet. Dat de andere critici het voornamelijk alleen maar noemen is echter veelzeggend: het dilemma van de generaal kun je uiteindelijk niet als enorm groot zien, alleen maar als iets dat hem persoonlijk kwelt. Het geld dat hem in de oorlog door zijn joodse buurman in bewaring is gegeven hoeft hij voor geen enkele lezer aan de erfgenaam, de SS'er Müller, te geven. Niemand zal hem daarvoor hard vallen. Het is een vervelend idee voor de generaal dat het nu juist een SS'er moest zijn, maar dat is alles. De hele missie van Paulina met de koffer heeft alleen maar plaats omdat die Müller op de achtergrond het geld opeist en dreigt met onaangename processen. Als de generaal nu arm was geweest en dat geld voor zichzelf had gebruikt (‘het geld had laten werken’, heet het niet onaardig in de roman) dan was het anders geweest. In dat geval had hij het gestolen (wat veel voorkwam met in bewaring gegeven joodse eigendommen) en bevond hij zich in een moeilijk parket. Dan had hij van de ellende van zijn joodse buurman geprofiteerd. Kortom: ook op de generaal moet Hermans een beetje gesteld zijn geraakt, want deze slechtigheid was in principe mogelijk geweest. Al die verhandelingen en gesprekken in dit verband over het begrip ‘onrechtvaardige rechtvaardigheid’ bij Kant zijn wel aardig, maar hebben geen ingrijpende consequenties voor de roman. De kleinzoon van de generaal, Edouard, die wél met het geld gewerkt heeft, wordt voorgesteld als een kille geldwolf. Dat hij met het geld werkt behoort tot zijn karakter, dat bovendien niet zo negatief wordt voorgesteld in vergelijking met zijn ouders, die nog culturele illusies koesteren. Bovendien: het blijft onduidelijk of Edouard de
generaal niet in bescherming heeft genomen door het geld wel bij Müller te laten afleveren door Paulina. Dit alles ontneemt de scherpte aan Au pair. Hermans laat zoveel onduidelijk dat de problemen worden geneutraliseerd.
Dat Hermans op pagina 72 zelf als beschermheer van zijn hoofdpersoon optreedt, haalt de angel uit de roman. Het verbaasde mij niets dat Hermans (zo vertelt hij in een interview met Wim Zaal in Elsevier) zich heeft afgevraagd of hij dat eerste optreden niet had moeten weglaten. Had hij dat maar gedaan. De lezer zou dan onbevangen door de rest van de roman zijn ingesponnen, terwijl hij nu steeds maar de touwtjes voor zich ziet waaraan Paulina vastzit. Doordat Hermans de gedaante van marionettenspeler aanneemt, krijgen de vele uitstapjes naar de tekenaar Guys, het essay van Baudelaire over schoonheid, de uitweidingen over geld en de oorlog iets van vulsel, zeker bij tweede lezing, want bij eerste lezing denk je tot het laatst dat het nog een bijzondere functie zal krijgen.
Van de positieve recensies vind ik alleen die van Tom van Deel overtuigend; hij bracht me even aan het twijfelen. Maar hij ziet toch te veel kanten over het hoofd ter wille van zijn interpretatie, ook al zit daar veel in. Hij beschouwt Au pair als een roman ‘over de onkenbaarheid van de werkelijkheid’. Hoe modieus dat ook klinkt, ik denk ook dat de roman daarover in laatste instantie gaat. Ook is mooi dat hij schrijft dat het realisme van Hermans in deze roman ‘zinnebeeldig’ is, dat heel gewone zaken een verrassende betekenis blijken te hebben. Zoals het Orpheus en Euridice-motief. Na Glucks opera gezien te hebben blijft het voor Paulina onduidelijk of Orpheus juist naar Euridice heeft omgekeken omdat hij van haar hield of omdat hij van haar afwilde. Die onzekerheid, die ‘onkenbaarheid van de werkelijkheid’ is kenmerkend voor Au pair, die Hermans' beste roman na Nooit meer slapen had kunnen zijn.