Teleurstellend
Het leven van Richard Wright bevat alle elementen voor een schitterende biografie: een aangrijpende jeugd, de strijd die hij moest voeren om vanuit onmogelijke omstandigheden tot een belangrijk schrijver en invloedrijk intellectueel uit te groeien, zijn positie in de geëngageerde literaire wereld van de jaren dertig en later in Parijs en in de kring van Afrikaanse leiders. In dit licht is Richard Wright, Daemonic Genius van de zwarte schrijfster Margaret Walker op zijn zachtst gezegd teleurstellend. Het boek is opgezet als een biografie, al vermijdt de auteur deze omschrijving. Zij noemt het een ‘ooggetuigenverslag’, hoewel ze niet langer dan ruim een jaar met Wright omging in Chicago en twee jaar met hem correspondeerde, nadat hij naar New York was verhuisd.
Je krijgt het gevoel dat Walkers voornaamste motief voor het schrijven van Daemonic Genius is geweest haar eigen frustraties te ventileren. Er is geen enkele gebeurtenis in Wrights leven die door haar zo uitvoerig wordt behandeld als de ruzie die hij en Walker in 1939 kregen tijdens hun laatste ontmoeting in New York. Een onbelangrijke kwestie, zelfs voor wie álles van Wrights leven wil weten, maar Walker is toen diep gekwetst, hetgeen haar blik op Wright nogal lijkt te hebben vertroebeld. Wellicht was er een teleurgestelde liefde in het spel, maar dit wordt door Walker met nadruk ontkend. De wel tienmaal herhaalde mededeling dat Wright zwarte vrouwen haatte - hij trouwde tweemaal met een blanke vrouw - is uit haar mond niet geloofwaardig en ze tracht nauwelijks feiten aan te voeren die haar bewering kunnen staven.
Daemonic Genius zit trouwens vol herhalingen. Het boek zou met twintig procent kunnen worden ingekort zonder dat dit enige afbreuk zou doen aan de inhoud. De opbouw is chaotisch waardoor het zicht op de chronologie der gebeurtenissen regelmatig zoek raakt. Zo vernemen we pas lang nadat Walker haar ruzie van 1939 uit de doeken heeft gedaan dat Wright al een jaar daarvoor in het huwelijk was getreden, een gegeven dat niet onbelangrijk is voor een juist beeld van de situatie. Van sommige perioden en gebeurtenissen worden we gedetailleerd op de hoogte gesteld, terwijl andere - en soms veel belangrijkere - vrijwel ongenoemd blijven. We lezen een uitvoerig verslag van de Conferentie van Bandoeng, waarbij Wright aanwezig was, inclusief gedeelten uit de redevoeringen van allerhande sprekers, maar wat er zoal gebeurde tijdens Wrights twaalf jaar durende lidmaatschap van de communistische partij blijft onduidelijk.
In de titel van haar boek vat Walker haar voornaamste stelling over Wright samen: het demonische dat in hem broedde, zijn verwrongenheid, woede en agressie waren de basis voor zijn genie. Het is het idee van de getormenteerde kunstenaar die juist door zijn ellende tot grote prestaties wordt gedreven. Walker kan best gelijk hebben en ze geeft ook wel argumenten die er voor pleiten, maar de grote stelligheid waarmee ze algemeenheden over Wright debiteert is omgekeerd evenredig met de kwaliteit van haar feitenrelaas. Ze maakt haar conclusies niet plausibel. Ter inleiding boort de schrijfster bovendien eerdere biografieën van Wright rigoreus de grond in. Constance Webb schreef de eerste en deze werd ook door de kritiek slecht ontvangen, maar Michel Fabres The Unfinished Quest of Richard Wright (1973) is te verkiezen boven Walkers boek. De demon in Margaret Walker doet afbreuk aan het genie van Richard Wright
■