Dagbladcitaten
The Rushdie File ontleent zijn waarde vooral aan het uitvoerige register waarin de dramatis personae kunnen worden opgezocht. Onbegrijpelijk is het dan ook dat de Nederlandse uitgever het onnodig heeft gevonden om in zijn bewerking een register op te nemen. Op die Nederlandse uitgave is overigens wel meer aan te merken: een niet altijd even soepel lopende vertaling, en vooral, het ontbreken van enige verantwoording voor de selectie van artikelen uit het origineel, of voor de toevoeging van Nederlandse artikelen. Het hoofdstuk over Nederland beperkt zich uitsluitend tot korte dagbladcitaten die een overzicht geven van de volgorde van de gebeurtenissen in ons land (‘Het Regionaal Centrum voor Buitenlanders gaat proberen de gevolgen van de kwestie Rushdie in de regio Tilburg beperkt te houden’ - de Volkskrant). Dat overzicht stopt ergens in maart zonder dat enige ruimte is gegeven aan de talloze opiniërende bijdragen die zo bepalend zijn geweest voor de discussie hier; zelfs de mede door De Groene georganiseerde handtekeningenactie en verklaring zijn niet opgenomen. Gemakshalve, alsof dat een substituut zou zijn, volstaat men met een weergave van het ‘opmerkelijke gesprek’ (aldus de achterflap) van Adriaan van Dis met Rushdie. Een pikant detail is dat het voorwoord van de Engelse uitgave nog een controverse vermeldt die door Van Gennep niet wordt genoemd: uitgever Collins die de oorspronkelijke opdracht tot The Rushdie File had verstrekt, bleek daar toch vanaf te zien om een aantal niet nader gespecificeerde redenen. De Engelse samenstelsters besluiten: ‘Fear, however intangible, is insidious and can impose silence where it is least desirable.’
Een van de meest verrijkende bijdragen naar aanleiding van de affaire Rushdie is die van de schrijfster Fay Weldon. In Sacred Cows, dat de ondertitel draagt ‘A portrait of Britain, post-Rushdie, pre-Utopia’, roept zij in haar typerend amechtige, vaak bezwerende stijl haar landgenoten ter verantwoording. ‘Sackcloth and ashes’ klinkt haar refrein: laten we treuren om wat er van onze maatschappij geworden is, berouw hebben over onze daden en ze herroepen voor het te laat is. We zijn in slaap gesust door gemompel over ‘de grote wereldgodsdiensten’ en hebben gedacht dat Iran en al die andere plaatsen zo ver weg zijn dat ze ons nooit aangaan. ‘Gewiegd door het bekende liedje van paranoia gemengd met apathie, slapen we: de scherpe knal van een exploderend vliegtuig doet ons licht bewegen, maar snel zinken we terug, de schuld op de minister van Verkeer schuivend terwijl we onze ogen weer sluiten.’ Vol venijnig sarcasme laat Weldon de vraagstukken van de Britse maatschappij de revue passeren: onderwijs, gezondheidszorg, de media, abortus. We hebben er een puinhoop van gemaakt: zie onze verloederde openbare ziekenhuizen, zie de blote borsten van de ‘Page three Girl’ (uit The Sun), zie het uitzichtloze onderwijs. Uit schuldgevoel over onze maatschappij vluchten we in een schijntolerantie, we accepteren claims voor aparte scholen in plaats van alternatieven te bieden. En wat voor keuze blijft er voor een islamitische familie dan haar dochters naar een aparte school te sturen waar zij beschermd van die wanstaltige buitenwereld kunnen opgroeien? Weldon concludeert dat het Britse experiment met een multiculturele samenleving jammerlijk is mislukt. De tolerantie is verworden tot een laissez-faire, waarbij alle waarden gelijk worden en niets er meer toe doet. De roep ‘Kill Rushdie’ is een verzet tegen de Britse maatschappij. En uit angst om beschuldigd te
worden van racisme en elitarisme, zwijgen wij. Het is een vlammend en bij vlagen briljant geschreven pamflet dat tot nadenken dwingt - hopelijk ook in Nederland.
Het hart van de affaire Rushdie bestaat uit de botsing tussen werelden die door de moderne communicatie en massale mobiliteit niet meer te scheiden zijn. De diagnose van Fay Weldon faalt daar waar het gaat om het achterliggende probleem: uiteindelijk kan de affaire Rushdie niet anders worden gezien dan in het licht van de Noord-Zuid problematiek. De ‘Untergang des Abendlandes’ is al eerder voorspeld, maar nog nooit is het beeld zo somber stemmend als vandaag. Volgens de laatste prognoses van de Verenigde Naties staat de grootste bevolkingstoename die ooit in de wereldgeschiedenis is voorgekomen, op dit moment voor de deur. In de periode 2000-2050 zal de wereldbevolking toenemen tot meer dan 10.5 miljard mensen. Vijfennegentig procent van die groei zal plaatsvinden in wat we nu ontwikkelingslanden noemen, zodat na het jaar 2100 zevenentachtig procent van de wereldbevolking daar zal wonen. Er is op basis van de huidige situatie geen enkele reden om aan te nemen dat in de overvolle krottenwijken, in de industriële sweatshops of op het verpauperde platteland van de eenentwintigste eeuw iets meer doordringt van de westerse cultuur dan Dynasty, jeans en hamburgers. Integendeel, er is alle reden om te vrezen dat de leiders van die landen met graagte zullen grijpen naar denkbeelden die hun positie rechtvaardigen en die een gemeenschappelijke vijand produceren. En wat is er vijandiger dan een schrijver, een denker die zich met woorden een andere wereld schept? De intellectueel - en ik kan die niet anders dan in de joods-christelijke traditie omschrijven dan als de ongebonden, kritische denker (wat iets anders is dan te stellen dat alleen zij die aan westerse raciale of culturele kenmerken voldoen intellectuelen zijn) - is een onmetelijk kleine minderheid. Nu, en meer dan ooit in de toekomst.
De onafzienbare mensenmassa's die tot gewelddadige protesten bereid waren in Pakistan en India zijn de werkelijke hoofdrolspelers in een affaire die niet over een schrijver of een boek gaat maar over de verhoudingen in de wereld.
■