Uit het werk van vrijgevochten geesten
Een instructieve bloemlezing in het licht van de Rushdie-affaire
De l'horrible danger de la lecture Samenstelling Cécile Romane Uitgever Balland, 248 p., f 36,45
Jacques Kruithof
Aan het begin van de zomer verscheen in Parijs een bijzonder aardige en zinnige bijdrage tot het ‘debat’ rond Salman Rushdie en de Christus-film van Martin Scorsese. Het gaat om een bloemlezing van teksten en fragmenten uit het werk van Franse vrijdenkers, op een paar uitzonderingen na uit de laatste drie eeuwen: atheïstisch, anticlericaal, blasfemisch, ontmaskerend, rationalistisch, provocerend, belerend, en wat niet al. De titel, over het verschrikkelijke gevaar van het lezen, is aan Voltaire ontleend.
Sommige van deze teksten waren in hun tijd spraakmakend, leidden tot rechtszaken en verbrandingen of belandden op de ‘index’, andere, die daar toch in kwetscoëfficient amper voor onderdeden, zijn merkwaardigerwijs niet of nauwelijks opgemerkt. De ene keer werd de schrijver van het aanstootgevende boek voor de rechter gesleept, zoals de zeventiende-eeuwse libertijn Théophile de Viau (die er trouwens genadig van afkwam), de andere keer wordt hij in de Académie Française benoemd, zoals Marmontel.
Er zijn fragmenten gekozen van auteurs die in zo'n bloemlezing thuishoren: Montaigne, Sade, Renan, Gambetta, Artaud en Sartre bijvoorbeeld, maar ook van minder bekende schrijvers, die nog eens laten zien waarom men de achttiende eeuw de Verlichting noemt; de bijgevoegde teksten van de eerste mensenrechten-verklaring uit 1789 en van de wet op de scheiding van Kerk en Staat van 1905 laten zien waarin hun streven is uitgemond.
Heel wat bijdragen zijn amusant: God consulteert dokter Freud, een journalist maakt een interview met de heer Satan, een heuse pater vindt dat meer pausen als martelaar horen te sterven. De Schepper is volgens Zijn biografie (die Les Aventures de Dieu heet) dol op lamsvlees en Hij bedrinkt Zich met een zekere regelmaat, aldus Lautréamont. Iemand die op eerste paasdag de hoogmis in de Notre-Dame verstoort, wordt aan het hoofd gewond door een gek met een hellebaard. De surrealist Benjamin Péret had de gewoonte iedere priester die in de metro toevallig naast hem stond, luidkeels toe te voegen dat hij met zijn handen van zijn, Pérets, kloten af moest blijven.
Heel wat stukken zijn buitendien leerzaam omdat ze laten zien hoe de gekwetste gelovige zijn eigen kwetsuur verzint - aanstoot wordt niet gegeven maar genomen. In 1788 publiceerde Sylvain Maréchal een ‘Almanach des honnêtes-gens’, een soort tegenhanger van de heiligenkalender met voor elke dag een man of vrouw van formaat om te gedenken. Al op 9 januari van dat jaar werd de oplage volgens gerechtelijk vonnis verbrand: het eenvoudige bestaan ervan werd blijkbaar reeds als polemisch ervaren, als een belediging van het enig ware geloof. Toch staan er voor de Nederlandse lezer heel keurige landgenoten op: Thomas à Kempis, Rudolf Agricola, de (Neolatijnse) dichters Janus Douza en Janus Secundus, vaderlandse helden als Michiel de Ruyter, Hugo de Groot en Johan van Oldenbarnevelt, Spinoza, Rembrandt en de artsen Boerhaave en Van Swieten. Misschien was Maréchals denkbeeld om 25 december te verdelen tussen Jezus Christus en Isaac Newton al voldoende om de goegemeente te doen schuimbekken.