Een schrijver verliefd
‘Au pair’: W.F. Hermans vervult een wensdroom
Carel Peeters
In Au pair zit weer veel van de Hermans die we kennen, maar de hoofdpersoon, de 1.92 meter lange, negentienjarige Paulina, wordt met zoveel sympathie omgeven dat het moeilijk is voor haar een vergelijkbaar personage in zijn werk te vinden. Haar argeloosheid, bedeesdheid, maar ook haar parmantigheid van tijd tot tijd, worden met aandoenlijke zorg beschreven. Toch is ook alles berekening en daar maakt Hermans juist in deze roman geen geheim van.
Het is nieuw dat Hermans zelf in een roman optreedt. Dat gebeurt in doorzichtige vermomming in Au pair tot twee keer toe, de eerste keer vrij aan het begin als een ‘niet zo jonge meneer’ en aan het slot als ‘een bejaarde meneer’. Hoe berekenend Hermans ook te werk gaat, uit zijn behandeling van Paulina spreekt op zijn minst dat hij er genoegen aan moet hebben beleefd haar meer dan vierhonderd pagina's als een engelbewaarder bij de hand te houden. Hij heeft een groot zwak voor haar, als hij al niet verliefd is op zijn eigen creatie. Als mijn geheugen me niet bedriegt zijn er eigenlijk weinig vrouwelijke personages te vinden in Hermans' werk die onsympathiek zijn; wanneer ze het zijn gaat het om vrouwen die net als de mannen zekere ambities hebben en illusies koesteren, iets ‘willen’ (en zich dan in Hermans' ogen snel belachelijk maken) of om bijfiguren. Maar niemand is aardiger dan Paulina met haar ‘Dianafiguur’ en met haar, zoals in het begin van de roman staat, ‘vriendelijke optreden, haar lieve blauwe ogen en lange blonde haren’.
Au pair is een roman die je niet gauw neerlegt als je er eenmaal aan begonnen bent. Na een valse start in Parijs als au pair bij slechte mensen (een hilarisch begin van de roman) plaatst Hermans Paulina (die in Parijs Pauline wordt genoemd) in een sprookjesomgeving van schatrijke mensen voor wie ze nauwelijks iets hoeft te doen. Dat is vreemd voor wie Hermans' werk kent: daar steekt vast iets achter. De vraag of er iets achter steekt houdt Paulina zelf voortdurend bezig, en de lezer met haar. Vandaar de spanning.
Hermans doorbreekt die spanning doelbewust op het moment dat hij Paulina tegen de ‘niet meer zo jonge meneer’ laat opbotsen in het park van het Luxembourg (dit is al op pagina 72). Er is meteen een allerhartelijkst contact tussen de twee nadat ze zich hebben uitgeput in verontschuldigingen. Paulina begint spontaan te vertellen en uit te leggen waarom ze speciaal in Parijs kunstgeschiedenis wil studeren. Ze doet dit verrassenderwijs in de tiradestijl waar Hermans zelf het patent op heeft: ‘Wat had je eraan, alleen feiten in je hoofd te stampen en daarmee over de smerige straten van Amsterdam te sjokken, met studiegenoten die vol platvloerse politieke ideeën zaten.’ Waarna de enige zin van de nieuwe alinea luidt: ‘Het was duidelijk dat haar woorden de meneer diep vertederden.’ Dat haalt je de koekoek. Als hij dan ook nog zegt: ‘Ik kan je gedachten lezen’ en: ‘Van dit ogenblik af zullen een heleboel dingen beter gaan. Ik heb het beste met je voor,’ dan verandert de aanvankelijke spanning danig van karakter. De niet meer zo jonge meneer Hermans bestiert vanaf dat moment het gunstige lot van Paulina. De roman-illusie is doorbroken.
AU PAIR
door W.F. Hermans
Uitgever De Bezige Bij, 415 p., f 39,50 (f 49,50 gebonden)
W.F. Hermans, ets van J.T. van Heiningen
Niet voor honderd procent, want waarom zou deze geheimzinnige meneer Hermans als beschermengel van de schrijver Hermans gelijk krijgen? Diens gelijk is toch altijd dat de dingen helemaal niet beter gaan, maar altijd slecht aflopen? Het feit dat men deze constante in zijn werk en ideeën kent brengt de spanning terug. Ondanks de verzekering dat de meneer het beste met haar voorheeft kan het nog wel slecht aflopen. De figuur van de ‘niet meer zo jonge meneer’ was misschien maar een hallucinatie van Paulina, een wensdroom, want ze droomt vaak en vaak niet zo leuk.
Paulina wordt door Hermans in Parijs geplaatst als Alice in Wonderland. Ze is in alle opzichten maagd (de godin Diana is de beschermster van de maagden). Wanneer ze tegen het slot een foldertje over de macht van autosuggestie (de ‘methode Coué’) leest, haalt ze helemaal niet haar schouders op, maar gelooft er zo'n beetje in. Ze is beschikbaar voor alles; ze heeft een opvallende lengte en een mate van zelfstandigheid die haar ervoor behoedt zich in de verkeerde situaties te begeven. Er zit natuurlijk van alles achter de sprookjessfeer waarin Paulina terechtkomt, maar dat neemt niet weg dat Hermans die sfeer echt oproept met gebruikmaking van de daarbij gebruikelijke rooskleurige bewoordingen. Wanneer Paulina in het park van het Luxembourg wandelt staat er bijvoorbeeld deze romantisch-illusionistische zin: ‘Toen zij langs het hek van deze prachtige tuin liep, maakte alweer een gevoel van geluk haar gedachten schoon, alsof een warme, zachte spons haar onprettige belevenissen wegveegde en alles nu pas echt zou beginnen. Het leek of de lucht die zij inademde een zaligmakend tonicum bevatte, dat haar geheel doordrenkte.’ Deze rooskleurigheid staat in contrast met Paulina's nog kinderlijke achterdocht (paranoia is een te groot woord hier) omtrent de grenzeloze goedheid van de mensen bij wie ze in huis is: ‘'t Leek of in haar binnenste een bedrieger huisde, die haar elk genot om de verrukkelijke dingen die zij wakend beleefde, wilde vergallen in haar dromen. Haar wilde straffen, terwijl ze niets misdreven had.’
Het sprookjesleven van Paulina speelt zich af in het huis van de rijzige schatrijke oude generaal De Lune. Hij heeft haar onmiddellijk als au pair in dienst genomen toen hij van het au pair-bureau (waar een dochter van zijn zuster werkt) hoorde dat ze uit Vlissingen kwam. Vlissingen, dat was de stad waar zijn favoriete tekenaar Constantin Guys was geboren, een vergeten negentiende-eeuwse kunstenaar wiens werk hij hartstochtelijk verzamelt. Paulina's kamer kijkt uit op het park van het Luxembourg, is ingericht als in een luxe hotel; in de badkamer kan ze zich van top tot teen zien want de wanden zijn een en al spiegel (tot en met het plafond). Omdat ze niet erg ijdel is (ze maakt zich soms een beetje zorgen over haar uitstekende oren) is het haar allemaal vreemd als Alice in spiegelland. Over haar taak als au pair is en blijft ze in het ongewisse. In de praktijk houdt zij de generaal soms gezelschap, als hij zich goed voelt, vaak is dat niet. Hij vertelt haar dan in monologen over Guys en gaat er zonder meer vanuit dat ze alles van Guys weet, terwijl ze nog nooit van hem gehoord heeft. Dat er van haar verder niets verlangd wordt, verontrust Paulina wekenlang, maar wat moet ze doen? Ze laten haar volledig vrij, ze mag in alle beschikbare antieke of moderne auto's rijden, met of zonder chauffeur. Ze krijgt ruim zakgeld, nieuwe koffers, nieuwe kleren. Ze is in luilekkerland. Op andere verdiepingen in het grote huis wonen een zoon van de generaal met zijn vrouw (Armand en Jacqueline, en een andere zoon (Michel) die de hele dag piano speelt.
De in zijn tijd weinig op de voorgrond tredende Constantin Guys is bekend geworden omdat Baudelaire een stuk over hem heeft geschreven als ‘le peintre de la vie moderne’. Hij tekende het beweeglijke leven in al zijn facetten, van oorlogen (de Krimoorlog) tot de mondaine vrouwen van Parijs (onder meer de vrouwen van de Rue de la Lune). Of er enig verband is weet ik niet, maar in de gesprekken die Paulina voert met Michel, Armand, Jacqueline en
Vervolg op pagina 4