De eeuwenoude traditie van het heldendom
Het epos in verschillende culturen
Onsterfelijke roem Het epos in verschillende culturen onder redactie van Mineke Schipper Uitgever Ambo, 168 p., f 29,50
Louise Fresco
De prachtige en beruchte aria ‘Di quella pira’ uit Verdi's Il Trovatore markeert de diepe verscheurdheid van de held Manrico. Op hetzelfde moment dat hij voor het altaar staat om in het huwelijk te treden met zijn geliefde Leonora, hoort hij dat zijn (stief)moeder, de zigeunerin, gevangen is genomen en naar de brandstapel wordt geleid (een verscheurdheid die muzikaal zeer effectief wordt onderstreept door de bijna onhaalbare hoge C). Het geheel is van een nauwelijks geloofwaardige complexiteit, want Manrico's stiefmoeder heeft vroeger in een vlaag van waanzin haar eigen kind (in plaats van Manrico) in het vuur geworpen om zich te wreken op de graaf di Luna, vader van Manrico, die haar moeder tot de vuurdood had veroordeeld. Manrico's broer, erfgenaam van de graaf, dingt eveneens naar Leonora's hand.
Manrico is een typisch Verdiaanse held: een man die zich genoodzaakt ziet keuzen te maken die tegen zijn eigen directe belang in gaan, geinspireerd door hogere gevoelens van rechtvaardigheid, eer, mededogen én wraak, en verwikkeld in een generaties overspannende intrige, die maar gedeeltelijk aan hem geopenbaard is. Daarmee staat hij in een eeuwenoude traditie van heldendom die zich uitstrekt van het Gilgamesh-epos tot de negentiende eeuw. De bundel Onsterfelijke roem illustreert die traditie aan de hand van een selectie van epen of heldenverhalen (of gezangen). Het boek is in eerste instantie bedoeld voor studenten in de literatuurwetenschap, maar de uitgebreide inhoudsbeschrijving van de behandelde epen is bepaald niet te versmaden in deze tijd waarin zo weinigen de kans hebben om de klassieken uit alle culturen te lezen. Juist die interculturele aanpak is een verdienste van dit boek. Weliswaar zijn sommige bijdragen erg schools van toon, maar een aantal steekt er met kop en schouders boven uit, zoals die van Idema over het Chinese epos, of die van Slings over de Ilias, of Ensinks verhaal over de Mahabharata.
Onsterfelijke roem stelt ook een aantal literatuur-theoretische themata aan de orde die van belang zijn voor een goed begrip van die klassieken. Allereerst is daar het feit dat de meeste epen zijn ontstaan in een orale cultuur waarin gedichten bedoeld waren als gezongen en/of gesproken entertainment waarnaar geluisterd werd. Ook al was het schrift bekend, zoals in het geval van het Chinese of Griekse epos, dan nog was men in eerste instantie georiënteerd op het mondeling overdragen van verhalen. Heel verhelderend, en voor sommigen misschien zelfs schokkend, is de constatering dat daarom in epen veelvuldig gebruik wordt gemaakt van vaststaande formules die als houvast voor de voordracht dienden. Dit betreft dan zowel grotere elementen zoals ‘de aankomst’, ‘de maaltijd’, ‘de overwinning’ als ook vaste formuleringen die aan de hand van het metrum konden worden gevarieerd, bijvoorbeeld ‘de snelvoetige, goddelijke Achilles’ naast een alternatief zoals ‘de blaamloze zoon van Peleus’. In zekere zin, gezien vanuit onze twintigste-eeuwse westerse norm waarin alles origineel moet zijn, hebben we hier dus te maken met een op clichés gebaseerde literatuur. Wat de kracht en de persoonlijke bijdrage uitmaakt van degene die het epos voordroeg of op schrift stelde, wordt niet helemaal duidelijk. Een ander relevant punt is de relatie met historische gebeurtenissen en de wijze waarop deze in de loop van de tijd vertekend worden, zoals Stuip dat illustreert aan de hand van de ontwikkeling van het Chanson de Roland.
Herakles, uit de westgevel van de tempel op Aigina