Idylle
‘Kerstmisverhaal’ is het meest exemplarische en het langste verhaal. Ook wat de lengte betreft, beperkt de auteur zich meer en meer. Johan Grasdijk, niet alleen door zijn naam een alter ego van de schrijver, ontbreekt het werkelijk aan niets. Ook hij was vroeger gelovig en hoewel zijn mooiste herinneringen de kerstvieringen vroeger in de kerk betreffen, wil hij met God en met de godsdienst niets meer te maken hebben. Niettemin: met kerst wordt de vroegere idylle met alle sentimentele middelen in ere gehouden. Hij gelooft nog wel in het paradijs op aarde, ‘net als Heine’, en dat probeert hij te realiseren. Hij adopteert een kindje uit India, hij nodigt onbekende studenten uit met hem en zijn gezin kerst te vieren, hij eet en drinkt goed, hij zingt vol overgave de oude liedjes, hij vertelt de prachtigste verhalen, maar laat op de avond wordt ook hij met zijn tekort, met de wereld geconfronteerd. Hij wijsteen vereenzaamde buurtbewoner, verlegen om een praatje, af. Aan diens leed, diens eenzaamheid die zijn paradijs verstoren, wenst hij geen boodschap te hebben.
In ‘De violist’, een uitermate sentimentele vertelling (voeg er wat Reviaans homo-erotisch jargon bij en het onderscheid tussen beide schrijvers wordt marginaal) over Jonathan, ‘een eigenaardige, droevige, maar in zijn hart heel vriendelijke jongen’ die zonder opleiding zo mooi kan spelen dat alle dorpelingen hem willen omhelzen, uit zich duidelijk Biesheuvels groeiend pantheïsme. Als een echte dominee wijst Jonathan de lezer erop dat ‘het wonderlijkste, het ondoorgrondelijkste van alles de onbegrijpelijke natuur (is) “Oh varen, oh boom, oh vogel, oh heerlijk helder water van de beek (...). Natuur”, lispelde hij, “jij bent het mooiste van alles en als God echt bestaat (...) dan ben Jij, Natuur, de Openbaring van de Schepper Zelf!”’
In een februarinacht in 1983 noteerde Biesheuvel om halfvier zijn ‘Geloofsbrieven’. Tien adviezen die hij als schrijver ter harte moest nemen. Carpe Diem laat zien dat die regels (‘Wees kort, Overdrijf, Schrijf zo dat een kind en zijn opa het kunnen begrijpen, Eer en vrees de fantasie, Neem niets ernstig, ook niet het scheppen, Geniet voor alles van het leven dat zo krankzinnig lang duurt!’ Biesboek, p. 139) uitgegroeid zijn tot Biesheuvels tien geboden. Ook bij hem dreigen die geboden het te winnen van de oorspronkelijkheid.
■