Burgerlijke arrogantie
Hegels classicistische esthetica is exclusief gericht op de inhoud, voor vormproblemen heeft hij geen enkel gevoel. Een waarachtig kunstwerk, zegt hij, toont ons ‘de in de geschiedenis heersende machten (...) zonder de daarbij behorende onmiddellijk zintuiglijke actualiteit en haar onbetrouwbare schijn’. Met de ‘volkomen toevalligheid van de alledaagse werkelijkheid en haar voorvallen, verwikkelingen en particulariteiten’ mag de geschiedschrijving van doen hebben, de kunst heeft daar volgens hem niets mee te schaften. Dat maakt duidelijk hoe makkelijk Hegel door de stalinisten gebruikt kon worden: al het vluchtige, efemere, onbepaalde, toevallige dat hij de kunst onwaardig vond, zagen zij in de ‘formalistische’, ‘decadente’ moderne kunst van het Westen terecht als affront van de ‘eeuwig heersende machten’ waarmee zij meenden te pacteren. Als het al waar is dat Hegels esthetiek, zoals de vertaler en inleider Sybrandt van Keulen optimistisch opmerkt, ‘in de eerste plaats levend gedachtengoed is gebleven’, is dat toch vooral het geval in de blokhoofden van allerlei cultuurfunctionarissen die bang zijn voor een levende kunst.
Niettemin kan ik de lectuur van Hegels esthetica nog altijd van harte aanbevelen, maar dan hoofdzakelijk omdat het zo'n gaaf document betreft van burgerlijke arrogantie. En wel vanaf de eerste regel (van het eigenlijk boek), waarin de filosoof ‘de schoonheid van de natuur’, voor Kant nog van wezenlijk belang, van bestudering uitsluit: alles ‘wat uit de geest geboren is’, acht hij namelijk per definitie superieur aan al het andere. Het is jammer dat Van Keulen kennelijk zozeer hegeliaan is, en bijgevolg zo weinig verstand heeft van eigentijdse kunst (‘in ieder kunstwerk worden universele aspecten van het mens-zijn gethematiseerd’), dat hij dit onzalige mengsel van geborneerdheid en arrogantie zonder meer slikt. Zijn vertaling is, op het eerste gezicht, degelijk, maar overtreft het origineel in stijfheid. Typerend daarvoor is het consequente gebruik van ‘schoon’ voor ‘mooi’, wat gratis en voor niets leidt tot onder meer ‘een schone rivier’ en ‘een schone hemel’. Zo krijgt Hegels metafysische stelling over de ijzeren vervlechting van redelijkheid en werkelijkheid alsnog een onverwachte schijn van juistheid.
■