De schoonheid van de eeuwig heersende machten
Hegels esthetica slaat los van de kunst
Over de esthetiek door G.W.F. Hegel Vertaling en inleiding: Sybrandt van Keulen Uitgever Boom, in de serie ‘Boom Klassiek’, 168p., f 28,50
Cyrille Offermans
‘Mijne hooggeëerde heren,
Deze colleges zijn gewijd aan de esthetica; hun onderwerp is het uitgestrekte rijk van de schoonheid, en nader bepaald is de kunst en wel de schone kunst hun gebied.’
Met deze plechtige zinnen, waarvan de zelfverzekerdheid (representatief ook voor alles wat volgt) nu een haast ontroerend naïef effect heeft, begon G.W.F. Hegel zijn inleiding tot de esthetica. Dat speelde zich meer dan anderhalve eeuw geleden af, in tijden die door Hegels jeugdvriend Hölderlin heel wat minder rimpelloos werden ervaren. De gedrukte versie van de Vorlesungen über die Aesthetik verscheen postuum, in 1835. Dat daar hier aan wordt herinnerd, heeft te maken met het feit dat zojuist de eerste Nederlandse vertaling van dat boek verscheen, althans van de eerste honderdtien bladzijden daarvan. Wie de overige veertienhonderd pagina's ook wil lezen, is vooralsnog op de Duitse uitgave aangewezen.
Nee, het zou overdreven zijn om te stellen dat Hegel zich hier te lande in een bovenmatige populariteit mag verheugen. Hegelianen van enig kaliber zijn er hier nauwelijks geweest - Bolland was de laatste en die is alleen nog maar bekend dank zij het zwavelzuur van W.F. Hermans (wat overigens voldoende reden is om diens werk, dat van Bolland dus, nu toch maar eens te gaan lezen). Niettemin was Hegel in zijn tijd 's werelds beroemdste filosoof, de man wiens werk een systematisch en encyclopedisch overzicht bevatte van alle beschikbare kennis, sterker nog, de man in wiens filosofie de hele geschiedenis van de filosofie haar definitieve, afsluitende bestemming vond. Maar zo onherroepelijk was dat einde toch niet, of meteen na zijn dood (in 1831) begonnen zijn filosofische erfgenamen een verbitterde fractiestrijd om de ware uitleg van de woorden van de meester. Tot de linkse, atheïstische fractie, die van de Junghegelianer, behoorden figuren als Feuerbach en Marx, en ofschoon Marx zich in zijn wetenschappelijke werk nogal ver van Hegel distantieerde, is het toch vooral dank zij het werk van allerlei neomarxististen uit de twintigste eeuw dat Hegels filosofie in het algemeen en zijn esthetica in het bijzonder zich andermaal in een kritische belangstelling mag verheugen.
G.W.F. Hegel
Zelf ben ik brokstukken Hegel gaan lezen, zo'n kleine twintig jaar geleden alweer, via bedoelde neomarxisten: Lukács, Bloch, Adorno. En hoewel ik door menig commentator ervoor gewaarschuwd was hier dan toch met het summum van obscurantisme te maken te krijgen, viel die confrontatie, moet ik zeggen, me nogal mee. Goed, het was allemaal zeer bedaard en weloverwogen, de vonken spatten er zelden van af, maar begrijpelijk was het tot op zekere hoogte wel degelijk (Hegel definieert per slot elk begrip, geeft voortdurend vooruitblikken van wat hij gaat behandelen en samenvattingen van wat hij zojuist behandeld heeft - binnen het systeem is het kortom moeilijk het spoor bijster te raken). Stilistisch noch inhoudelijk was het verschil met menige orthodoxe marxist onoverkomelijk groot. Parallellen met het werk van Lukács vielen onmiddellijk op. Grotendeels via Lukács heeft Hegels esthetica trouwens, zijn idealisme ten spijt, een grootse renaissance beleefd in de treurigst stemmende kunstreglementen uit het stalinistische tijdperk. Hegel was niet zozeer onbegrijpelijk, merkte ik, als wel uitstekend bruikbaar voor de reactionairste kunstpolitiek, en wel zonder hem onverantwoord eenzijdig uit te leggen, zoals in diezelfde tijd elders met Nietzsche gebeurde.
Een van de grootste problemen met Hegels esthetica is dat die niet het produkt is van een intensieve omgang met afzonderlijke kunstwerken, maar eenvoudigweg is afgeleid uit zijn filosofisch systeem. Het gaat nier om toegepaste filosofie, terwijl de kunst in Hegels tijd (die van Hölderlin bijvoorbeeld) zich nu juist in vergaand autonome richting begon te ontwikkelen om gebieden van het bestaan in kaart te
Vervolg op pagina 8