Zelfspot
Park Honans biografie bevestigt Brophy's vermoeden, dat Austens meestgeciteerde typering van eigen werk (‘het kleine stukje ivoor - vijf centimeter breed - waarop ik met een heel smal penseeltje na zoveel inspanning zo'n gering effect bereik’) ironisch moet worden gelezen. Honan herkende de zelfspot doordat de zinsnede een toespeling bevat op een negatieve recensie. Het is een voorbeeld van nuttig biografenonderzoek. Vanzelfsprekend komt de muzikaliteit van Austens stijl ter sprake. Ze schreef ook om te kunnen voorlezen, aan haar moeder, haar zuster Cassandra en aan haar vriendin Martha Lloyd, en dan werd er, volgens het getuigenis van een nichtje, véél gelachen.
Eerlijk gezegd was het nogal een karwei om Park Honans nieuwe, ‘definitieve’ Jane Austen-biografie te lezen. Van alle huizen waar Jane Austen woonde (in Steventon, Oxford, Bath, Southampton, Chawton en Winchester) is achterhaalbaar wie er eerder woonden, hoe de buren of de eigenaars heetten, waar die weer vandaan kwamen, van wie ze hun kapitaal erfden (vaak, zoals ook in Austens romans, gecompliceerde kwesties), van wie ze familie waren, en ook dat díé weer een zoon of dochter hadden die later in de Austen-familie trouwde. Honan zocht het allemaal uit, en dat siert hem, maar hij vertelt het helaas ook allemaal of kondigt in het vooruit aan dat het verderop verteld zal worden, zodat het veel concentratie en een goed geheugen voor namen vergt om zijn lange draden te kunnen blijven volgen. Ik had gedacht dat ik voor mijn plezier uit zou zijn - wat is heerlijker dan het vooruitzicht álles te horen over de schepster van verrukkelijk-afschuwelijke wezens als Lady Catherine De Bourgh of Mrs. Norris - maar raakte licht wanhopig door de ingewikkelde familiebetrekkingen. Een nog betrekkelijk overzichtelijk voorbeeld is Janes broer Edward, die als vijftienjarige werd geadopteerd door een gefortuneerde beschermheer van zijn vader en die na diens dood de naam van zijn weldoener - Knight - aannam, maar het vereist niet aflatende oplettendheid om die naamsverandering in het oog te blijven houden terwille van het onderscheid met zijn neef Edward Austen, die literaire ambities bezat en na de ontdekking van het zorgvuldig bewaakte auteurschap van zijn tante veel met haar correspondeerde.
David Cecil, die zijn Portrait of Jane Austen (nog verkrijgbaar in Penguin) in veel grotere lijnen aangaf, waarschuwde al dat het woord ‘familie’ in Jane Austens dagen tot een duizelingwekkend aantal graden doortelde, en dat de taak van de biograaf nog gecompliceerder wordt doordat vooral de vrouwen jong stierven, zodat weduwnaars voor de tweede of derde keer trouwden, ‘daarmee weer een hele nieuwe groep verwanten in het verhaal brengend’. Ik vertrouw er volledig op dat Honan geen achterneefje oversloeg, want hij geeft Jane Austens inbedding in ‘de schoot van een familie’ op als de raison d'être van zijn boek: ‘Haar familieleden voedden haar verbeelding en vergrootten haar bewustzijn.’ Veel concreter dan zoals dat (in het voorwoord) gezegd wordt, wordt het niet. Het opmerkelijke is dat diezelfde familie, na Jane Austens dood zéér vlijtig in het schrijven van ‘Memoirs’, in de romans nooit één naar het leven getekend portret heeft kunnen ontdekken en nooit één voorval heeft herkend. Honans vermoeiende uitputtendheid lijkt daarmee nogal nutteloos, maar wel geeft zijn boek, meer dan welk van zijn voorgangers ook, een idee van ‘de wereld van Jane Austen’. Honan laat geen kans liggen om te benadrukken van hoe dichtbij de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen in de intieme kring der Austens werden ervaren. Twee broers, in dienst van de Britse marine (ze brachten het later beiden tot admiraal), namen deel aan de gevechten en een in Frankrijk opgevoed nichtje, Eliza comtesse de la Feuillide, verloor haar echtgenoot aan de guillotine van de Terreur. Honan is uiteraard niet de eerste die opmerkt hoe bewust Jane Austen verkoos alle actuele gebeurtenissen in haar romans te onderdrukken. Wel voorziet hij haar van een enerverender achtergrond en politieker interesse dan je gedacht zou
hebben (ze was, stevig, Tory). De suggestie dat Jane Austen ‘praktisch geen educatie’ zou hebben ontvangen wordt weggenomen doordat Honan gewicht geeft aan de kostschooljaren, onder andere in Oxford, van Jane en haar zusje Cassandra (het was bijzonder dat haar vader, de Reverend George Austen, met zelf pupillen in huis, zijn dochters uit huis plaatste), de bibliotheek van haar vader, en haar medewerking (als veertienjarige) aan het intellectuele, Spectator-achtige blad The Loiterer van haar twee ‘Oxford-broers’ James en Henry.