De revolutie in boeken (7)
Gedurende tweehonderd jaar hebben historici en leken van het linkse en rechtse kamp elkaar op de huid gezeten over de Franse Revolutie. Sinds een dikke tien jaar is dat voorbij: de tweede schrik van links over de gebeurtenissen in de communistische staten, daterend uit de jaren zeventig (Goelag, Nieuwe Filosofen et cetera), had tot gevolg dat zij meer oog kregen voor de dwaalsporen van het Grote Gebeuren uit 1789; de eerste schrik van rechts over de fascistische massamoord maakte dat geen weldenkend mens zich sinds 1945 zonder meer tegen de ideeën van 1789 kan verzetten om de eenvoudige reden dat dit bijna automatisch een keuze impliceert die niet meer te verdedigen valt. De partijen zijn met andere woorden naar elkaar toe gegroeid. In deze lijn valt het te begrijpen dat Engelse Conservatieven de Franse Revolutie hebben genuanceerd; en dat voormalige Franse communisten haar met andere ogen zijn gaan bekijken. François Furet is de bekendste en de belangrijkste vertegenwoordiger van laatstgenoemde groep. In 1978 - op het hoogte punt van de ‘Marx is dood’-golf dus - publiceerde hij zijn beroemde Penser la Révolution Française, ter gelegenheid van de bicentennial voor de zoveelste keer in de serie Folio histoire van Gallimard herdrukt. Vrij in het begin staat daarin een zinnetje dat programmatisch mag heten: ‘Volgens mij,’ aldus Furet, ‘hadden en hebben de historici van de Revolutie slechts de keuze tussen Michelet en Tocqueville. Daarmee doel ik niet op het verschil tussen een republikeinse en een conservatieve geschiedenis van de Franse Revolutie... Wat hen scheidt is iets anders: Michelet doet de Revolutie van binnenuit herleven... terwijl Tocqueville aanhoudend vragen stelt over het verschil dat er naar zijn mening bestaat tussen de bedoelingen van de betrokkenen en de historische rol die ze uiteindelijk gespeeld hebben.’ De boodschap van Furet is, anders
gezegd, dat men zich niet moet laten misleiden door de propaganda en de pretenties van de revolutionairen maar zich dient af te vragen wat die tien jaren nu eigenlijk betekend hebben. Dus precies het tegenovergestelde van wat Schama doet. Die keert terug naar Michelet (‘story, no history’). In navolging van Tocqueville, zijn grote voorbeeld, betoogt Furet echter dat de breuk tussen Ancien Régime en moderne staat zo groot niet is en dat de Revolutie die twee eerder bindt dan scheidt. In welke zin is het onderwerp van zijn polemische en fascinerende boek. Tocqueville zegt dit, in hoofdstuk vijf van L'Ancien Régime et la Révolution (eveneens in Folio histoire), in weinig woorden aldus: ‘De Revolutie heeft in één klap en op pijnlijke wijze... hetzelfde voor elkaar gekregen wat anders op de lange duur ook gebeurd zou zijn. Afschaffing van de politieke instituties die men gewoonlijk feodaal noemt, om deze te vervangen door een meer uniforme en eenvoudigere sociale en politieke orde met een vorm van gelijkheid als basis.’ De Revolutie als brug, niet als breuk. Als dat juist is, zijn daarmee tweehonderd jaar linkse zowel als rechtse interpretaties flink te kakken gezet.
CvdH