Thrillers
In Seattle, in het uiterste noordwesten van de Verenigde Staten, is de moordlustige maniak ook al doorgedrongen. De ‘kruismoordenaar’ loert op vrouwen. Eerst wurgt hij hen en dan verminkt hij met een mes hun lijk. Zijn kenmerk is het grote kruis dat hij in de borststreek kerft. Het verbazingwekkende is dat hij zijn slachtoffers meestal in hun eigen woning vermoordt, nadat hij blijkbaar gewoon is binnengelaten. De ongrijpbare moordenaar is bijna tot het eind de afwezige hoofdpersoon in Undercurrents van Ridley Pearson (Sphere, f 16,65). Alom aanwezig in deze dikke pil is de politieman die hem moet zien te grijpen. In de loop van het onderzoek komt hij tot de gruwelijke ontdekking dat de moordenaar een naäper heeft gekregen en bovendien blijken er vertrouwelijke onderzoeksgegevens uit te lekken. Door minutieus politiewerk komt hij ten slotte de daders op het spoor, waarbij hij weinig steun heeft aan het daderprofiel dat de psychologische afdeling van de recherche heeft gemaakt. Gelukkig dat de psychologe hem wel op een ander manier helpt zijn treurige bestaan iets leefbaarder te maken. De combinatie van onsmakelijkheid, sentimentalisme, politiewerk en veel narigheid levert toch een spannend verhaal op. Verhalen over enge moordenaars zijn bijna niet kapot te krijgen.
Een speurder in een geruite broek is weer eens iets anders dan een met een geruite pet. De Engelse golfer Alon Saxon loopt in Double Eagle van Keith Miles (Fawcett, f 12,75) in een toernooi in Californië tegen moord en doodslag aan. Onbeholpen probeert hij de moordenaar van een oude vriend op te sporen. Helaas worden de sticks alleen maar gebruikt om tegen zo'n stom, wit balletje te meppen en verder boeit het verhaal ook niet erg. Double eagle is een golfterm, maar de niet-ingewijde moet zelf maar uitdokteren wat het betekent. Hoe sulliger het spel, hoe ingewikkelder de terminologie, want hoe houd je anders de status ervan op? Het enige leuke van golf is de wansmaak in kleding die de spelers laten zien en helaas wordt aan de uiterlijke verschijning nauwelijks aandacht besteed in dit verhaal.
Voor een toneelspeler is de rol veel belangrijker dan het verhaal. The Cellar At the Top Of the Stairs van Stephen Prasher (Pan, f 16,55) bevestigt dat weer eens. Zijn hoofdpersoon is een werkloos acteur die het zeer druk heeft met de lezer van zijn doen en laten op de hoogte te stellen en vooral ook van zijn visie hierop. Dat loopt al snel uit op weinig ter zake doende woordkakkerij in een stijl die mij niet ligt. Geen werkwoorden in de zinnen! Wat leuk, maar niet heus! Soms een voltooid of tegenwoordig deelwoord, maar beperkt. Veel stijl en weinig inhoud dus in een verhaal over een meisje dat op een feestje vermoord zou zijn. Omdat de acteur alleen maar drinkt, nee zuipt, en rookt, of beter paft, is zijn waarnemingsvermogen slechter dan zijn verbeelding en blijft alles schimmig. De mensen die optreden zijn zeer modern of gestoord, maar misschien is dat wel synoniem voor de schrijver, waarvan de uitgever zeer discreet alleen maar geboortejaar en -plaats vermeldt. Daar schiet je dus ook niets mee op.
Een schrijver met een palindroom als achternaam valt op in de grote stapel onbekenden. Eugene Izzi is een Amerikaan uit Chicago die voordat hij schrijver werd onder andere in de bouw werkte. Aan de stijl van The Take (Grafton, f 16,55) is dat te merken. Izzi zet de gebeurtenissen nogal zwaar aan, alsof hij nog met de troffel in plaats van de pen werkt. Hij verzon voor zijn debuutroman een bekend verhaal over twee vrienden, waarvan de een goed terechtkomt bij de politie en de ander een geniale inbreker wordt. Als de maffia en hard drugs niet zouden bestaan, zouden ze in Chicago vrienden hebben kunnen blijven, maar nu lijkt het erop of het leven alleen maar narigheid kan brengen. Gelukkig heeft Izzi zoveel sympathie voor zijn hoofdpersonen dat hij hun meer kansen gunt dan ze verdienen en zo komt alles nog goed. De echte schurken wordt de kop van de romp geschoten en engerds bij de politie krijgen ook hun trekken thuis. Voor liefhebbers van een simpel, spannend boek is het verhaal te pruimen, al is het jammer dat Izzi de verschillende personages veel laat vertellen en terugblikken. Meer dialoog was leuker geweest.
A Death in Tokyo (Bantam, f 18,75) is een titel die veel duidelijk maakt, maar schrijver Guy Stanley was blijkbaar bang dat de lezer minder van Japan zou weten dan hij noodzakelijk vindt. Af en toe moet je daarom genoegen nemen met aanzienlijke uitweidingen over de relaties in het Japanse bedrijfsleven, de stand van zaken in de horeca en de eigenaardigheden van de Japanse onderwereld. Voor wie geen Suzuki van een Yamaha kan onderscheiden is dat vaak te veel van het goede en dat tast het genieten van het verhaal aan. Dat is jammer omdat Stanley een klassiek spannend verhaal heeft bedacht over een journalist die tegen de wens van de hoofdredacteur in zich vastbijt in de moord op een onbeduidende misdadiger. Net als elke journalist ter wereld houdt de man van sterke drank, sigaretten en vrouwen in een onderling verwisselbare volgorde en als je over de sociologische feiten heen leest, is de Japanse entourage extra boeiend. Natuurlijk wordt de journalist neergeslagen en bijna neergeschoten en natuurlijk weet hij een vrouw, die meer weet dan ze eigenlijk mag loslaten, voor zich te winnen. De auteur lijkt zichzelf ook nog in vermomming als Engelse journalist op studiereis in het verhaal te hebben geschreven. Voor de lezer is dat niet echt van belang en de hoofdredacteur van de hoofdpersoon zou zijn optreden hebben geschrapt.
THEO CAPEL