Het wanhopige ‘hou van mij’-syndroom
Damesverdriet in verhalen van Annemarie Oster
Hoe moet je kijken? door Annemarie Oster Uitgever De Arbeiderspers, 149 p., f 26,90
Diny Schouten
‘Trefzeker vulde ze de wulpse curven van het potlood in.’ Dat is Fiona Verhuell, volgende maand veertig, die zich ‘een mondaine mond’ schildert. De plastisch chirurg ‘had al het een en ander aan Fiona gefatsoeneerd, maar voor een face-lift had hij het nog wat te vroeg gevonden.’ Anne Abbas, de veertig ietwat gepasseerd, is ‘rijzig, met wijde, grijze ogen’, maar als ze langs haar maag strijkt, ‘ontdekte ze voor de zoveelste maal de vetrol vlak boven haar taille.’ Hanneke in 't Veld voelt zich na twee mislukte huwelijken en drie half-mislukte zonen ‘achtendertiger dan ooit’. Claire van Bevervoorden, twee dochters in de moeilijke tienerleeftijd, is ‘compact maar welgevormd’, doch heeft, aldus haar plagerige gynaecoloog ‘last van haar hormoontjes.’ Af en toe weet je bij Annemarie Osters verhalen over ‘wat sommige vrouwen op zekere leeftijd parten speelt’ niet hoe je kijken moet, want ze toont haar Aerdenhoutse dames nogal eens onbarmhartig en négligé.
Dat levert plaatsvervangende schaamte op. Oster beschrijft hoe het afliep met de Joop ter Heuls: vroeger dol op hun pappie, met een tomboy-complex waarvan de bravoure werd getemd door een begrijpend, goedverdienend type met brede schouders dat geborgenheid beloofde, en sindsdien blijven steken in de aangenomen rol van klein meisje dat daddy zegt tegen haar echtgenoot, verwend en altijd vechtend tegen haar traantjes, al is het maar omdat de ontevredenheid scherpe lijnen om hun mondhoeken heeft getrokken die zelfs voor plastisch chirurgen van geen wijken weten. Je leest over Osters onvoldane huisvrouwtjes met evenveel weerzin als over Peter van Straatens ‘Agnes’, en al beschikt díe schat over veel smeltender karaktereigenschappen, ook Oster weet haar ‘Hanneke’ (die dapper is vertrokken bij haar brute tandarts), ‘Claire’ (die koppig bereid is er maar het beste van te maken door het mijnheer van Bevervoorden op z'n tijd naar de zin te maken - ‘dan deed ze wat hij fijn vond want dat vond hij zo fijn’ -) en ‘Fiona’ (een ‘achterbuurtkat’ die meer redenen heeft tot dankbaarheid tegenover haar ‘daddy’ dan het Cartier-horloge aan haar gebruinde pols) bij vlagen ‘lekker zielig’, lekker dom, en dus aandoenlijk te maken.
Annemarie Oster
jutka rona
Bij vlagen, en dat is te weinig voor boekige typetjes als Claire, Fiona, Anne en Hanneke - in een van de vier verhalen komt nog een Selma voor, ‘Selma van Lent’, die nog in het stadium verkeert waarop een meisje gevoelig is voor het belletje-trek van de getrouwde mannen ‘van het Probleemgenootschap’, maar o, nog even, en dan krijgt ook Selma last van haar hormoontjes die haar tot het besef zullen laten komen dat ‘zonder kinderen een vrouw geen vrouw is’. Claire koos om die reden een humorloze man: ‘Vanaf het moment dat ze aan Hein van Bevervoorden was voorgesteld, op het huwelijk van een Haags nichtje, had Claire geweten: die zal goed zijn voor mijn kinderen.’ Het felbegeerde Libelle-geluk wordt niemand deelachtig: Hanneke en Anne betreuren het dat ze - respectievelijk - geen gynaecoloog of Shakespeare-kenster zijn geworden, ex-fotomodel Fiona heeft na de wiegedood van haar baby niets omhanden dan het aanvullen van een garderobe, die toch al uitgebreider is dan één vrouwenleven aan kan. ‘Mijd Vijand Zelfmedelijden’ is ieders adagium, en Osters dametjes troosten zich dapper met minnaars die om dezelfde verkeerde (bang-om-de-boot-te-missen) reden als de echtgenoten werden gekozen: Claire met haar gynaecoloog (‘Zou Groeneveld uitkomst brengen?’), Hanneke met een welzijnswerker ‘met Bambiblik’, Fiona met een twintigjarig hufterig Wassenaars neefje.