Lijnen, grijstinten en mooie levende poppen
Mechanicus' persoonlijke en anekdotische cursus fotografie
Een cursus fotografie door Philip Mechanicus Uitgever Querido, 144 p., f 75,-
Mariëtte Haveman
Kamelen zijn, zo leerde mij een recent onderzoek, zeer lelijke dieren. Ze hebben dikke kromme nekken die veel te zwaar zijn om die verwaande kopjes te stutten. Ze hebben belachelijk dunne achterpoten die zonder overgang bevestigd zijn aan een zware knobbelige romp waar vaak wat plukken vuile wol aan kleven. Ze lopen te veel in het oog om hun lelijkheid bescheiden te kunnen dragen, en ze zien er uit alsof ze graag mooi zouden willen zijn. The result of a horse design, botched by a committee, as the old guip goes. Niemand die met hen zou willen ruilen. Dan nog liever een zebra of een egeltje.
Tenminste, zo zie ik het en de meeste mensen, maar Philip Mechanicus ziet het anders. De eerste foto die hij maakte was van een kameel, en het eerste hoofdstuk van zijn boek Een cursus fotografie heet: Een kameel. In dat hoofdstuk komt ook het volgende uiteenzettinkje voor: ‘Zonder iets onaangenaams te bedoelen trekken vrouwen wier gezichten op die van kamelen lijken, mij aan. Lange oogleden, wijd uitlopende neusvleugels en brede monden met mysterieuze hoeken en een iets uitstekende onderlip. Die vrouwen, daar kijk ik langer naar dan zij die op fox-terriërs, ganzen of egeltjes lijken.’ Dit is een beetje een Heldring-zin (wat er eigenlijk staat is dat de fotograaf langer naar kameleske vrouwen kijkt dan fox-terriërs en egeltjes plegen te doen). Maar het gaat om wat er bedoeld is. Ook prefereert hij de kameel boven de antilope en de zebra.
Schrijvers hebben wel meer de neiging om als dier van hun dromen iets zeldzaam verguisds en onaantrekkelijks te kiezen. Eén reden daarvoor is dat het anders niet veel zin heeft om er over te schrijven. ‘Het paard, dat edele dier’ is niet het soort uitspraak dat lezers van hun stoel doet vallen. Het is literairder om de schoonheid van de mus te bezingen dan te zeggen: ‘De aanblik van een fazant op een landweg brengt mij in vervoering.’ Sommige dingen zijn moeiteloos mooi, en staan daarom artistiek niet in zo hoog aanzien. Maar als ik een Egyptische prinses was, nam ik toch mooi een luipaard en geen wrattenzwijn als huisdier.
Toch past de beschrijving van Mechanicus wel op een aantal van de portretten achter in zijn boek. Ook al zijn het allemaal mooie, interessante gezichten, zodat je uit jezelf nooit op het idee was gekomen. Het is een van de vele kleine noties waar dit boek vol mee zit, achteloos gedeponeerd aan de voeten van de lezer zodat die er zich mee kan amuseren en er af en toe zijn of haar voordeel mee doen.
Philip Mechanicus: de ingang van het apenhuis van Artis, 1957
Philip Mechanicus: Tinelou van der Elsken, 1987
Een cursus fotografie wordt beheerst door drie thema's, hoofdbestanddelen van des schrijvers leven: de fotografie, de dierentuin en Amsterdam. Mechanicus maakte zijn eerste acht foto's in Artis, met een Brownie Model C die er uitzag (volgens hem, vanzelf) als het gezicht van een doodshoofdaapje. De drie thema's komen vaak samen, zoals ook op een van de mooiste foto's in het boek, gemaakt bij de deur van het apenhuis in Artis in 1957. Rechts opzij op de voorgrond staat een meisje, het nichtje van de fotograaf, met vrolijke ogen onder een kortgeknipte pony, in een dik wollen winterjasje uit die tijd. Er is een dame met een rieten boodschappenmand en een karretje met baby, en in de onscherpe achtergrond nog een kleine jongen met scheefgeknipte pony en een dubbele rij knopen op zijn jas. Zijn gezicht is een wazige omtrek met drie stippen van het formaat van de knopen. Wat maakt die foto, en zulke foto's in het algemeen zo mooi? Het is een verzameling grijstinten en licht dat om contouren heenspoelt als excuus voor eenvoudig human interest: ‘iets van vroeger’. Ook dat is een thema dat in dit boek regelmatig terugkeert.
Die foto van dat nichtje leverde de fotograaf in de dop een zeldzaam compliment op van een echte fotograaf, Ad Windig, die hem echte foto's leerde maken. Met een Rolleiflex en een Brand 9×12 cm oefende hij op vazen en lepels, en op een oude verwaarloosde pop: het meubilair van ‘kunstfoto's’ uit die tijd. Ondertussen lette hij goed op wat andere echte fotografen zeiden, en liet zich naar behoren imponeren. ‘Kryn Taconis zei: “Als je wilt leren fotograferen is het enige wat je moet doen: fotograferen!” Het maakte grote indruk.’
De foto van die pop is bewaard gebleven, en afgedrukt in het boek. Het is de typische jeugdfoto die elke fotograaf ooit gemaakt moet hebben, onmiddellijk na de foto's van zusjes en nichtjes.