VN Vrij Nederland
Boekenbijlage
12 augustus 1989 - nummer 32
Wie verre reizen maakt heeft niets meer te vertellen
De paradox van de reisjournalist
Louise Fresco
Als iemand die eigenlijk uitsluitend voor zijn werk reist, ben ik iedere keer verbijsterd over het toenemend aantal mensen dat zich voor hun plezier en masse naar verre oorden wenst te begeven. Waar komt die onstuitbare zucht tot reizen toch vandaan? Geen enkele soort is zo mobiel als de mens, geen enkel tijdperk heeft zulke massale kortstondige volksverhuizingen te zien gegeven als het huidige.
De onrust van het reizen is trouwens niet tot onze westerse cultuur beperkt, al denken velen dat reizen een Europees-Amerikaans voorrecht is. Niet alleen reizen Japanners en Zuid-Koreanen in groten getale de aardbol rond, ook in derde-wereldlanden wordt veel gereisd, niet alleen binnenslands, maar steeds vaker en steeds langduriger naar het Westen, zij het zelden als plezierreisjes. Bijna ieder dorp, of het nu op het Filippijnse of Peruaanse platteland ligt, heeft dorpsgenoten in het Westen (met uitzondering van de meeste landen met zogenaamde centraal geleide economieën als bijvoorbeeld China, maar dat is niet meer dan een kwestie van tijd). Het lijkt wel alsof een mobiliteitsvirus de mensheid heeft besmet met een diepe onrust waardoor patiënten zich als lemmingen in vliegtuigen storten om zich naar elders te begeven. Het is een slopende ziekte, want elders dan elders is het altijd nog beter: nog ongerepter of met nog meer kans op werk.
Alleen de westerse reizigers brengen bij mijn weten echter op grote schaal reisjournalisten voort. En op een ingewikkelde manier lijkt de toename van reizigers en reisboeken verband te houden met de groei van alarmerende berichten over onze westerse samenleving. Reizen is natuurlijk al vaak een vorm van escapisme genoemd, maar het huidige escapisme heeft paradoxale trekjes. De escapisten ontvluchten - al is het soms tijdelijk - het beton, de vervuiling, de files, de rat race en/of hun vrouw en gaan vol nostalgie op zoek naar de laatste idyllische plekjes op aarde. Vaak willen ze terug naar de eenvoud van het arcadische bestaan, lopen of fietsen tussen ‘gewone, gastvrije mensen’. Brad Newsham is daarvan een typisch voorbeeld: ongelukkig huwelijk, geen zin meer in het werk, en ja hoor, de verten roepen en hij begeeft zich op een lange tocht door Japan, China en Rusland - waarvan hij vervolgens een ‘moving, lyrical account’ schrijft (aldus zijn uitgever), dat wil zeggen een met veel wijsgerige citaten doorspekt verhaaltje over ‘grinning people’ met een fonetisch weergeven accent.
VIDEO-AVOND IN KATHMANDU
door Pico Iyer
Uitgever Anthos, 418 p., f 44,50
POISONED ARROWS
door George Monbiot
Uitgever Michael Joseph, 246 p.
Importeur Nilsson & Lamm, f 14,95
ALL THE RIGHT PLACES
door Brad Newsham
Uitgever Villard Books, 291 p.
Importeur Van Ditmar, f 43,75
AFRIKAANSE GEKTE
door Alex Shoumatoff
Uitgever Amber, 228 p., f 34,90
EEN TIK VAN ITALIË
door Wim Zaal
Uitgever Amber, 154 p., f 24,50
Tekening Benoît
Een ander soort escapisten vormen de avontuurzoekers, die als er geen avontuur meer is, er wel een creëren of bedenken. Hoe primitiever, hoe beter, liefst te voet door de Sahara (Michael Asher) of naar door schorpioenen geteisterde oerwouden (Redmond O'Hanlon) - als er maar een boek uitkomt, vol huiveringwekkende gebeurtenissen en zelfbeklag over het doorstane, zelfgezochte leed. Wim Zaal, die in zijn keuze voor het dichtbij gelegen Italië tenminste origineel is, probeert de gewoonheid van deze bestemming te verhullen in op de joviale toon van de insider vertelde geheimzinnigheden over castraten en heiligen. Ook hij maakt van zijn reisdoel iets avontuurlijks, maar zelfs in zijn beknoptheid kan zijn boek niet echt boeien en is het alleen bij vlagen charmant.
Dan is er nog een restgroepje van min of meer sociaal bewogen journalisten, hoewel ook hun motieven vaak gemengd zijn: ze storten zich op het leed ver weg, om hun ongenoegen over hun huidige baan vorm te geven. George Monbiot, een Britse medewerker van de BBC, is zo iemand, die zich het lot van de door transmigratie bedreigde Papoea's aantrok en daar een langdradig jongensboek van maakte met af en toe een vleugje spanning, maar doorspekt met zorgen om zijn eigen welzijn. Een enkele reiziger (Chatwin, Thubron, Nooteboom) wordt per abuis wel eens in de categorie reisjournalisten - of reisschrijvers zoals zij zich liever noemen - ingedeeld, maar bij hen gaat het niet om reizen als ontsnapping, maar hoogstens als state of being. En dan zijn er natuurlijk ook journalisten die een reportage schrijven over een oord of probleem dat toevallig ver weg ligt, zoals Alex Shoumatoff, die in het laatste deel van zijn boek op zoek gaat naar de Afrikaanse wortels van aids. Dat dit heel goed samengaat met de bovengenoemde vormen van escapisme, bewijst de rest van zijn werk waarin hij zijn desillusie over het gebrek aan romantiek over Afrika verwoordt. Afrika blijkt niet een ongerept paradijs, maar het continent van Idi Amin en Bokassa, waar wilde dieren en mensen op vergelijkbare wijze uitgeroeid worden.
Want de boodschap van de escapisten is in feite ambivalent: zij zoeken het paradijs maar moeten concluderen dat het niet meer bestaat. De idylle blijkt verrot en eigenlijk, als je alles in aanmerking neemt, is het thuis nog zo slecht niet. Ze zullen het oerwoud, de aardige mensen enzovoort wel missen, maar allemaal keren ze aan het eind van hun boek weer opgetogen naar huis. Als er iemand op een verhullende wijze maatschappijbevestigend werkt, dan is het de reisjournalist wel. Ik ben nog geen enkel reisboek tegengekomen dat een werkelijk pleidooi houdt voor het afwijzen van westerse levenswijzen. Het is ook opvallend hoe zeer reisboeken op elkaar lijken, soms tot in de details: de oerwouden zijn altijd duister en glibberig met meanderende bruine rivieren, alle schrijvers worden door tropische onweersbuien tot op het bot doorweekt, en overal giechelen de hoertjes met hoge jukbeenderen. Op een perverse manier brengt de reisjournalist vergetelheid, een tijdelijke ontsnapping uit het alledaagse dat de lezer dan weer met een zucht van verlichting accepteert. Het lezen van een reisboek stelt het doemdenken weer een tijdje uit, en dat is meegenomen in deze periode van economische groei.
Er zijn twee typen consumenten van reisverhalen: toeristen en thuiszitters. Die twee sluiten elkaar niet altijd uit, maar de toerist is de lezer die ook zelf op stap gaat, terwijl de thuiszitter alleen maar in zijn leunstoel wil genieten van het lezen. Hun beider plaatsvervanger is de reisjournalist, die als een verkenner vooruit wordt gestuurd. De toerist leest om nieuwe ideeën op te doen voor zijn volgende reis en om zijn eigen ervaring te toetsen. Door hem wordt de reisschrijver gecontroleerd op waarheid, of liever op sfeer. Want ook de toerist wil eigenlijk niet weten dat de kleurrijke markt in Dakar in feite een stinkende modderpoel was vol schreeuwende mensen, vliegen en agressieve bedelaars. Hij wil, met de reisschrijver, kunnen praten over de unieke sfeer van de Afrikaanse markt (liefst in het algemeen, dan hoeft hij ook geen details te onthouden). Het merendeel van de reisjournalisten komt aan deze wens tot verdringing geheel en al tegemoet door boeken te schrijven die niet meer zijn dan een onafgebroken klaagzang over corrupte douaniers, smerige hotelkamers, debiele taxichauffeurs en wat dies meer zij. Afgezien van
Vervolg op pagina 4