Parabels voor het moderne bestaan
Verhalen van Gianni Celati
Vier verhalen over de schijn der dingen door Gianni Celati Vertaling Tineke van Dijk Uitgever Meulenhoff, 136 p., f 29,50
Reinier Speelman
De Po-vlakte, het Italiaanse laagland dat met het onze vrij veel gemeen heeft, geldt niet als het mooiste en meest karakteristieke stuk van Italië. Ogenschijnlijk saai, met een combinatie van slaperige middelgrote steden en forse fabriekscomplexen, doorsneden door brede autowegen, vormt het een ideaal decor voor het werk van Gianni Celati. Deze in 1937 geboren auteur en vertaler van onder anderen Céline en Melville publiceerde in het begin van de jaren zeventig zijn eerste werk, maar trok pas in 1984 en na jaren van betrekkelijke stilte echt de aandacht met de bundel Narratori delle pianure (in het Nederlands vertaald onder de titel Vertellers uit de Po-vlakte). Het zijn dertig korte verhalen, die samen een reis stroomafwaarts langs de Po vormen.
Celati probeert in zijn schrijftrant zoveel mogelijk de mondelinge verteltradities van de streek weer te geven. Zo ontbreekt, zoals in Noord-Italie gebruikelijk, het als literair gevoelde perfectum (de passato remoto, de Italiaanse passé simple) als verleden tijd. Ook maakt Celati uiterst sober gebruik van de conjunctief en de toekomende tijd, en streeft hij bovendien in zinsbouw en woordkeuze naar eenvoud, al wordt het al te sterk idiomatische vermeden. Het resultaat is een sterk beschrijvend-verhalende taal, beknopt en pakkend. De verhalen lopen uiteen van typische anekdoten tot vreemde, parabelachtige vertellingen op de grens van schijn en wezen.
Gianni Celati
Deze achtergrond, stijl en inhoud zijn eveneens aanwezig in Vier verhalen over de schijn der dingen (Quattro novelle sulle apparenze, 1987), met als belangrijkste verschil met de eerste bundel de lengte van de vertellingen. In ‘Baratto’ (de ongebruikelijke naam van de hoofdpersoon betekent ‘ruil’ of ‘verwisseling’, maar in ouder Italiaans ook ‘bedrog’) heeft een gymnastiekleraar kort na afloop van een verloren rugbywedstrijd geen gedachten meer. Hij doet er dus het zwijgen toe. Door sommigen genegeerd en door zijn vrouw verlaten blijkt hij bij anderen juist een belangrijke rol als geduldig luisteraar te kunnen vervullen. Hij denkt gaandeweg hun gedachten mee, geduldig knikkend of hoofdschuddend. Zo is er een dokter die zich, hoe meer mensen hij kent in de stad, des te meer een vreemde voelt, en ‘aangezien hij vrijwel iedereen kent voelt hij zich net een Eskimo.’ Deze vraagt zich af of alles niet geënsceneerd is, de stad, het werk, zijn debiele voorkomen. ‘Zou het niet allemaal een grote zeepbel zijn, een droom waar we niet uit wakker kunnen worden? Één grote schijnvertoning?’ Als met een leraar Duits en een angstige gewichtsheffer een seance wordt belegd om een dode aan de praat te krijgen, is het Baratto die weer gaat spreken. Een parabel voor het moderne bestaan, waarin men eigenlijk net zo goed kan zwijgen, omdat er niets te zeggen valt en men in nieuw opgetrokken woonwijken vol hoge flats, reclameborden en altijd uitgestorven straten via supermarkt en geldautomaat aan zijn boodschappen en zijn geld komt.