Degelijk gezinshoofd
Het is jammer dat Cheever zich vrijwel nergens in zijn correspondentie uitlaat over de inhoud van het schrijverschap zelf, zijn ideeën over eigen werk of dat van anderen, ook niet in brieven aan auteurs als John Updike, Josephine Herbst of Malcolm Cowley. Wellicht staat hierover meer in de dagboeken die hij vele jaren heeft bijgehouden en die vroeg of laat ongetwijfeld ook zullen worden uitgegeven. Opzienbarend is wel dat uit deze brievenuitgave blijkt hoe Cheever iedereen om de tuin wist te leiden over zijn biseksualiteit. Terwijl hij meestal de rol speelde van degelijk gezinshoofd en trouw echtgenoot, hield hij er een flink aantal bedvrienden en vriendinnen op na. Zijn volwassen zoon Benjamin wist niets van zijn vaders homoseksuele relaties, maar twee weken voor John Cheever aan kanker overleed belde hij zijn zoon op het werk en zei: ‘Wat ik je wilde vertellen is dat je vader zijn pik heeft laten afzuigen door heel wat dubieuze types. Ik heb liever dat je dit van mij hoort.’ In zijn roman Falconer uit 1977 komt het thema homoseksualiteit voor het eerst expliciet ter sprake, maar Cheever ontkende in interviews er zelf iets mee van doen te hebben. Waarom hij over dit onderwerp zo zwijgzaam was blijft onduidelijk - waarschijnlijk was hij gewoon bang voor wat de buren ervan zouden zeggen. Hijzelf behoorde immers ook tot die middenklasse uit zijn verhalen en romans, die eist dat haar leden zich houden aan zekere ongeschreven maar daarom niet minder strenge regels. Zeker tot in de jaren zestig waren die regels ten aanzien van promiscuïteit en homoseksualiteit buitengewoon bekrompen. Cheevers fictionele personages overtreden de normen vaak, maar dit loopt zelden goed af. De gespletenheid, het verborgen verlangen naar iets anders, lijkt Cheevers leven evenzeer te hebben bepaald als zijn werk. Het meest boeiende hoofdstuk in de Letters heet ‘Demon Rum’ en bevat brieven uit de periode waarin
Cheever - met succes - van zijn alcoholverslaving trachtte af te komen. Na het voorgaande begin je te vermoeden waarom hij aan de drank was.
John Cheever met zijn vrouw en dochter in Ossining
Benjamin Cheever begeleidt de brieven met enig interessant commentaar. Daarin oppert hij onder meer dat zijn vader een zeker vermogen tot helderziendheid bezat. Zijn argumentatie is niet erg overtuigend, maar hij wijst zo wel op de belangrijke plaats van droom en intuïtie in Cheevers werk.
Uiteraard zijn er aardige anekdotes over het literaire milieu te vinden in Cheevers brieven, hoewel niet zo heel veel, want hij woonde lange tijd geïsoleerd in het afgelegen plaatsje Ossining in de staat New York. De leukste roddel gaat over Mary McCarthy en komt voor in een brief aan Josephine Herbst. McCarthy was een tijd gehuwd met Edmund Wilson. In een van zijn verhalen gaf Wilson een gedetailleerde beschrijving van een vrijpartij. Toen ze hier lucht van kreeg toog McCarthy naar New York om bij de uitgever te informeren of zij in het verhaal voorkwam. ‘Is haar gezicht herkenbaar?’ vroeg zij, waarop de uitgever antwoordde: ‘Nee, mevrouw Wilson, ik zou niet weten hoe haar gezicht er uit ziet, maar haar spleet zou ik overal herkennen.’
In een brief aan zijn Russische vriendin Tanya schreef Cheever: ‘Misschien zijn de gewone kleinigheden van het dagelijks leven - het ruwe materiaal voor de meeste goede brieven - te onbeduidend om over de stormachtige Atlantische oceaan te worden gevlogen.’ Wat zijn eigen brieven betreft kon hij daar wel eens gelijk in hebben. Wat Cheever ons te zeggen heeft staat - op zijn geheimpjes na - in zijn verhalen.
■