Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Het verlangen naar de kust door Alain Corbin Vertaling Jeanne Holierhoek Uitgever Sun, 430 p., f 39,50Chris van der HeijdenHet is vroeg. Het strand - niet meer dan een brede baai in het meest zuidoostelijke puntje van het Europese vasteland, bij Almería, is nog zo goed als verlaten. Op een rots boven zee zit een man en nietst. Hij leest niet, vist niet, drinkt niet. Hij zit en kijkt over het water. In de andere uithoek van de baai ligt een Duits stelletje voor hun tent. Ze hebben (illegaal) de nacht op het strand doorgebracht, zijn door de ochtendzon op smeltpunt gebracht en naar buiten gedreven. Het meisje kamt haar haar. De jongen probeert met wat stukken karton een gasbrandertje tegen de wind te beschermen. Hun cassetterecorder speelt liedjes uit de jaren zestig. Te hard naar mijn smaak. Met de vrouw die een kleuter zandtaartjes leert bakken (niet gemakkelijk van dit droge spul) is zo de gehele strandpopulatie beschreven. Nog een paar uur en dit aantal heeft zich verhonderdvoudigd. Dan staat de zon op zijn hoogste punt en blijft je niets anders over dan soppen en tobben. Nu is lezen nog mogelijk. Ik zet mijn stoel op een strategisch punt en sla het boek open dat me bij dit strandbezoek toepasselijk vergezelt: Het verlangen naar de kust van Alain Corbin. Er resten nog zo'n flinke vijftig pagina's. ‘De zee is niet ontdekt door de romantici,’ luidt de eerste zin van het zesde hoofdstuk. ‘Al geruime tijd voor het eind van de achttiende eeuw waren de kusten van de oceaan plaatsen van overpeinzing en genot geworden... Maar de romantische kunstenaars en denkers, die als eersten een samenhangend vertoog over de zee presenteerden, hebben het kustgenot enorm verrijkt... In alle omstandigheden is het van nu af aan de toeschouwer die aan de kust maatgevend is. Hij komt er niet meer om de grenzen te bewonderen die God aan de macht van de oceaan gesteld heeft: op zoek naar zichzelf koestert hij de hoop er zichzelf te ontdekken of, beter nog, er zichzelf te hervinden.’ Twee pagina's na deze passage staat dat schilderij van Caspar David Friedrich afgedrukt, van die man die vanaf een hoog punt over witte rotsen en zee uitstaart. Naast hem de vrouw die gillerig naar beneden wijst, een andere man die op zijn knieën ligt en loodrecht naar beneden kijkt. ‘De schilder plaatst de toeschouwer aan de rand van de afgrond die ieder in zich meedraagt,’ schrijft Corbin. Is het inderdaad dat wat het schilderij tegelijk zo fascinerend en kitscherig maakt? Gek dat ik nooit kan vergeten dat Hitler een bewonderaar van Friedrich was... Mijn medestrandbezoekers zijn nog nauwelijks van houding veranderd. Hoe opvallend, de schijnbare eenvoud van hun gedrag en de ingewikkelde achtergronden die Corbin schetst. Het is net of hetgeen ik lees niets te maken heeft met wat ik zie. Loom realiseer ik me dat hiermee tevens het meest discutabele punt van het boek gegeven is: de tegenstelling tussen de belevingswereld en de beschrijving daarvan. Alsof de geschiedschrijving zich heeft losgemaakt van het gebeuren zoals woorden zich kunnen loszingen van hun betekenis. De bedoeling kan dat niet zijn. ‘Niets is erger dan de kalme, onterechte, blinde overtuiging dat men het verleden begrijpt,’ schrijft Corbin in het voorwoord van zijn boek. ‘Onontbeerlijk is het de omtrekken af te grenzen van wat denkbaar was, een speurtocht te ondernemen naar de mechanismen van een nieuwe emotie, naar het ontstaan van nieuwe verlangens, naar de manier waarop, in een bepaalde tijd, verdriet en plezier werden ervaren; het is noodzakelijk een beschrijving te geven van de mentale habitus, de samenhang van voorstellings- en waarderingssystemen te achterhalen... Slechts op basis van een dergelijke volgzaamheid kan ook het verlangen naar de kust worden gereconstrueerd dat ontstaat en zich verbreidt tussen 1750 en 1840.’ Uit de stal van moderne Franse historici zijn dat bekende woorden. | |
Lugubere uitgestrektheid.Corbin beschrijft dit proces in drie delen. In het eerste deel - met de in het Nederlands lelijke titel ‘De onwetendheid en het eerste stamelen van het verlangen’ - vertelt hij over de achtergronden van het nieuwe gevoel. Daarbij zouden de Nederlanden een cruciale rol gespeeld hebben. Hollandse landschapschilders wendden zich eerst tot veld en vaart, daarna tot de kust. ‘De Hollanders,’ schrijft de hertog van Rohan in 1600, ‘hebben de zee durven afgren- Vervolg op pagina 4 |
|