De lelijkste jongen van de wereld
Vargas Llosa blijft steken in de schaduw van zichzelf
Het woord van de verteller door Mario Vargas Llosa Vertaling Marjolein Sabarte Belacortu Uitgever Meulenhoff, 234 p., f 19,50
Maarten Steenmeijer
Aan de oorsprong van bijna elke roman van Mario Vargas Llosa ligt een brandende vraag. In Gesprek in De Kathedraal is dat bijvoorbeeld de vraag op welk moment het mis is gegaan met Peru. De oorlog van het einde van de wereld draait om de vraag welke omstandigheden aan het eind van de vorige eeuw het mogelijk hebben gemaakt dat in het droge noorden van Brazilië enkele duizenden mensen zich als één man achter een bizarre onheilsprofeet hebben geschaard, een soort staat in de staat vormden en daar met hun primitieve wapens jarenlang het zware geschut van de Braziliaanse overheid wisten te weerstaan. Een van Llosa's laatste romans, het onderschatte De geschiedenis van Alejandro Mayta, is een queeste naar de drijfveren van een politieke fanatiekeling uit Lima die in de jaren vijftig een vergeefse, dramatische poging deed om op het Peruaanse platteland een revolutie te ontketenen.
Kosten noch moeiten worden gespaard om antwoorden te vinden op deze vragen, zo mag worden afgeleid uit de nadruk waarmee Vargas Llosa ze stelt en uit de enorme documentatie waarmee hij ze te lijf gaat. Maar hoe monumentaal zijn inspanningen ook zijn, meer dan omtrekkende bewegingen worden ze nooit: het definitieve, verlossende antwoord blijft in nevelen gehuld. Wel heeft het raadsel aan het slot van de roman aan diepte gewonnen door de hartstochtelijke, grondige wijze waarmee Llosa heeft geprobeerd het te ontrafelen. De lezer blijft lang gevangen in het web van Llosa's panoramische romans.
De vraag waaruit het opvallend korte Het woord van de verteller, Llosa's een na laatste roman, is voortgesproten, kan als volgt worden geformuleerd: waarom keert iemand de beschaafde wereld rigoureus de rug toe om zich aan te sluiten bij een Indianenstam in het oerwoud? De vraag is belangrijk voorde ik-figuur - een schrijver, die héél veel met Vargas Llosa gemeen heeft - omdat de gedaanteverwisseling zich heeft voltrokken bij een goede vriend uit zijn studietijd. Het gaat om Saúl Zaratas, ‘de lelijkste jongen van de wereld’, maar ook de aardigste, fijngevoeligste jongen die hij kent. Saúl heeft een afzichtelijke lichamelijke afwijking - de rechterkant van zijn gezicht is niet meer dan ‘een donkerpaarse, wijnazijnkleurige vlek’ -, wat hem er niet van weerhoudt om de wereld hartelijk tegemoet te treden, zelfs als die wereld hem grof bejegent vanwege zijn gebrek, zoals regelmatig in openbare gelegenheden gebeurt.
Tijdens zijn studietijd in de jaren vijftig vat Saúl een grote liefde op voor de Machiguenga's, een in het Peruaanse oerwoud verspreid levende Indianenstam. Heftige discussies met de ik-figuur zijn het gevolg. Vindt Saúl dat de westerse beschaving deze Indianen met rust moet laten, de ander meent daarentegen dat integratie in de moderne samenleving onvermijdelijk is: het is een illusie te denken dat de inheemse culturen beschermd kunnen worden tegen de moderne beschaving. Het belangrijkste is daarom te zorgen dat de integratie op zo humaan mogelijke wijze gebeurt en dat daarbij zoveel mogelijk van de Indianenculturen behouden blijft.
Vanwaar Saúls heftige betrokkenheid bij het lot van deze Indianenstam? Een stam bovendien die - ironisch en macaber genoeg - de gewoonte heeft om pasgeborenen met lichamelijke afwijkingen zoals die van Saúl om te brengen? Een psychologische verklaring ligt het meest voor de hand, want evenals deze Indianen is Saúl anders: een paria in de Peruaanse samenleving. In tweeërlei opzicht: vanwege zijn mismaaktheid en vanwege zijn joodse achtergrond. Maar afdoende is deze verklaring allerminst, zo beseft zijn vriend.