De bedompte treurigheid van het butlerschap
Subtiele roman van Kazuo Ishiguro
The remains of the day door Kazuo Ishiguro Uitgever Faber & Faber, 245 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 50,35 De Nederlandse vertaling verschijnt in december bij De Arbeiderspers.
Anthony Paul
Kazuo Ishiguro is geboren in Nagasaki in 1954 en woont sinds 1960 in Engeland. Hij heeft tot nu toe drie romans geschreven, waarvan de eerste twee, A Pale View of Hills en An Artist of the Floating World, ingaan op de psyche van de Japanners en het naoorlogse Japan. The Remains of the Day is Ishiguro's eerste roman die geheel in Engeland speelt en zich bezighoudt met de Engelsen, die heel wat met de Japanners gemeen blijken te hebben.
De hoofdlijn van de roman is simpel. Het verhaal gaat over de bejaarde butler Stevens, die vijfendertig jaar in dienst is geweest bij een zekere lord Darlington en die nu - in 1956 - nog altijd werkzaam is op Darlington Hall, zij het inmiddels voor een nieuwe eigenaar, de Amerikaan Farraday, die Stevens in verwarring brengt door zijn neiging tot goedmoedige plagerij. Stevens, open top de belichaming van de deugden des butlers, weet geen raad met de verstoring van de vertrouwde orde en is bovendien zo'n droogstoppel dat hij niet in staat is tot normaal sociaal contact.
In juli 1956 neemt Stevens zes dagen vakantie - voor het eerst van zijn leven, naar het schijnt - en rijdt met de antieke Ford van zijn werkgever van Oxfordshire naar het westen. Zijn reis heeft een doel: een bezoek aan Miss Kenton, de huishoudster van lord Darlington totdat ze in 1936 vertrok om in het huwelijk te treden. Stevens hoopt haar zover te krijgen dat ze terugkeert naar Darlington Hall, waar hij het inmiddels moet zien te redden met een sterk verminderd personeelsbestand. Tussen de regels van zijn stijve, pompeuze verhaal wordt de indruk gewekt dat er ook nog een persoonlijker motief bestaat. Hoe dan ook, hij slaagt niet in zijn opzet en maakt zich gereed om terug te gaan naar Darlington Hall, zijn enige thuis.
Voor en tijdens de reis overdenkt Stevens een aantal zaken, in een stijl die wel iets weg heeft van het pedante ambtenarentaaltje uit Kafka's ‘Naspeuringen van een hond’ of ‘Het schuilleger’. Zo maakt hij zich bijvoorbeeld zorgen over het vraagstuk van zijn kleding, bevreesd dat de ‘prachtige kostuums, mij in de loop der jaren welwillend afgestaan door lord Darlington persoonlijk’ mogelijk ‘te formeel zijn voor het doel van de beoogde reis, of anders wellicht vandaag de dag wat ouderwets’. De hoofdzaak is dat men ‘gekleed gaat op een wijze die strookt met zijn positie’ - als vertegenwoordiger van Darlington Hall, wel te verstaan.
Hij is onder de indruk van het Engelse landschap, waar hij nog nooit veel van gezien heeft, en staat onder invloed daarvan stil bij het begrip ‘grootheid’, in het bijzonder bij de vraag - onmiskenbaar centraal in zijn bestaan - wat het kenmerk van een ‘grote’ butler is. De enige poging om daarop ooit een officieel antwoord te formuleren is gedaan door het Hayes-genootschap, een zo verheven en exclusief gezelschap dat het ledental gewoonlijk negen à tien bedroeg. Een onmisbaar bestanddeel van die grootheid, zo bedenkt Stevens, is waardigheid: een waardigheid zoals zijn vader - ook butler - die bezat, met zijn ‘sombere, zwaarwichtige aanwezigheid’. Die waardigheid ‘is onlosmakelijk verbonden met het vermogen van een butler om nooit buiten zijn professionele bestaan te treden’ - de grote butlers zijn zij die één zijn met hun professionele rol. Vrijwel per definitie zijn grote butlers Engelsen, aangezien ‘vastelanders en Kelten in de regel niet in staat zijn zich op momenten van sterke emotie te beheersen’. Stevens' beheersing van zijn emoties, zijn butlerwaardigheid, is dusdanig dat hij zijn aanwezigheid bij een belangrijke bijeenkomst op Darlington Hall niet laat onderbreken door de dood van zijn vader, boven.
Kazuo Ishiguro
nigel parry
Zijn trouw aan lord Darlington betekende voor Stevens tussen de twee wereldoorlogen trouw aan diens steeds dubieuzere politieke opvattingen: uit aanvankelijk hoogst eerbiedwaardige motieven verviel his lordship van sympathie met de Duitsers na het verdrag van Versailles tot sympathie - en een zekere collaboratie - met de nazi's. Hij eindigde zijn leven in schande en ongenade; maar Stevens wenst trouw te blijven aan zijn nagedachtenis als ‘man van groot moreel formaat’.